Uitspraak
16.340 BESLU
OVERWEGINGEN
Wajong-uitkering met ingang van 26 maart 2009. Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep ingesteld.
7 maart 2012 appellante met ingang van 26 maart 2008 in aanmerking gebracht voor een Wajong-uitkering. Het daartegen gemaakte bezwaar heeft het Uwv ongegrond verklaard bij beslissing op bezwaar van 12 april 2012. De rechtbank heeft bij haar uitspraak van
29 augustus 2012 het tegen het besluit van 12 april 2012 ingestelde beroep gegrond verklaard, dit besluit vernietigd, het besluit van 7 maart 2012 herroepen en bepaald dat appellante met ingang van 12 oktober 2000 een Wajong-uitkering wordt toegekend. Bij zijn uitspraak van
26 oktober 2009 tot de datum van de uitspraak van 15 februari 2012 ongeveer 28 maanden in beslag genomen, terwijl deze in beginsel anderhalf jaar mag duren. De redelijke termijn in zijn geheel is met ongeveer acht maanden overschreden. Deze overschrijding is toe te rekenen aan de rechterlijke fase. Nu appellante het verzoek om vergoeding van immateriële schade heeft gericht aan het Uwv, heeft het Uwv zich terecht beperkt tot de vraag welke schade het gevolg is van zijn aandeel in de schending van de redelijke termijn. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de keuze van appellante om een verzoek om schadevergoeding in te dienen bij het Uwv voor het beweerdelijke aandeel van het Uwv in de schending van de redelijke termijn, betekent dat in deze procedure uitsluitend ter beoordeling staat of er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn in de bestuurlijke fase. Dit betekent ook dat de Staat niet dient te worden betrokken in de procedure. Evenmin is aan de orde de situatie dat de schade wegens schending van de redelijke termijn door de bestuursrechter aan de Staat dient te worden toegerekend.
BESLISSING
F.M.S. Requisizione als leden, in tegenwoordigheid van I.G.A.H. Toma als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 oktober 2017.