Uitspraak
19 augustus 2015, 14/7547 (aangevallen uitspraak)
20 november 2015.
OVERWEGINGEN
16 januari 2009 is betrokkene geplaatst op de functie [functie 1] bij [dienst] . Het functioneren van betrokkene in de periode van januari tot en met december 2009 is als onvoldoende beoordeeld. In de op 26 januari 2010 vastgestelde beoordeling zijn als ontwikkelafspraken opgenomen dat betrokkene in het komende jaar door haar Senior en haar Teamleider intensief zal worden begeleid en dat gedurende het jaar twee extra beoordelingsmomenten ingelast worden, om de gemaakte afspraken en leerdoelen te toetsen. Vervolgens hebben gedurende dat jaar meerdere begeleidingsgesprekken van betrokkene met haar leidinggevende plaatsgevonden. Over het jaar 2010 zijn geen beoordelingen vastgesteld.
4 november 2010 zijn onder meer de volgende afspraken bevestigd:
(…)
1 juli 2011 en dat dit besluit is gebaseerd op artikel 2.10 van de Nieuwe Rechtspositieregeling Gemeente Amsterdam (NRGA).
30 juni 2011 is een beoordeling opgemaakt met het eindoordeel onvoldoende. Het beoordelingsformulier is - na een gesprek met betrokkene op 5 juli 2011 - op 8 juli 2011 ondertekend door leidinggevende L en door de naasthogere leidinggevende H. Bij brief van 12 juli 2011, ondertekend op 19 juli 2011, heeft betrokkene haar reactie gegeven en daarin te kennen gegeven dat zij zich niet kan verenigen met de beoordeling. In een e-mail aan betrokkene van 18 juli 2011 heeft A, Juridisch HR specialist, bericht dat de inhoud van de schriftelijke reactie geen aanleiding is om de beoordeling te herzien. Betrokkene is verzocht de beoordeling voor gezien te ondertekenen. Indien betrokkene wenst dat de beoordeling wordt herzien, dan kan zij een bezwaarschrift indienen tegen de beoordeling. Op 25 juli 2011 heeft betrokkene de beoordeling getekend en daarbij de optie “gelezen (niet akkoord)” aangekruist. Op 2 september 2011 heeft betrokkene een bezwaarschrift ingediend tegen de beoordeling.
niet-ontvankelijk is verklaard wegens termijnoverschrijding, treft geen doel. Ingevolge
re-integratiefase, waarin middels Bureau van Werk naar Werk zou zijn gekeken naar klussen/vacatures in en buiten de gemeente Amsterdam en was er de bereidheid kosten voor een opleiding te vergoeden, maar daarmee heeft geen outplacementtraject plaatsgevonden als bedoeld in de brief van 28 februari 2011. Er is dan ook geen grond voor het oordeel dat de rechtbank het bestreden besluit ten aanzien van het ontslagbesluit ten onrechte heeft vernietigd.
26 januari 2011 voor betrokkene met ingang van 1 januari 2011 niet langer de functie van [functie 1] bij [dienst] gold, maar van [functie 2] . In 4.2 is reeds geoordeeld dat de plaatsing van betrokkene per 1 januari 2011 in de functie van [functie 2] geen definitieve plaatsing betrof maar een proefplaatsing. Dit betekent dat betrokkene haar functie van [functie 1] per 1 januari 2011 niet heeft verloren. Met de beëindiging van de proefplaatsing per 1 september 2011 viel betrokkene weer terug op haar functie van [functie 1] . Voor een ontslag uit de functie van [functie 2] was dan ook geen plaats. Dit betekent dat het beroep van betrokkene tegen het besluit van 20 november 2015 slaagt en dit besluit in zoverre moet worden vernietigd. De Raad zal voorts zelf in de zaak voorzien door het besluit van
29 september 2011 te herroepen.
€ 495,- met betrekking tot het besluit van 20 november 2015 voor verleende rechtsbijstand.
BESLISSING
besluit voor zover het betrekking heeft op het ontslagbesluit van 29 september 2011;
van het vernietigde gedeelte van het besluit van 20 november 2015;