ECLI:NL:CRVB:2014:3722

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 november 2014
Publicatiedatum
13 november 2014
Zaaknummer
13-6029 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroepschrift inzake beoordelings-, niet-plaatsings- en ontslagbesluit

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 1 oktober 2013 het beroep van appellante niet-ontvankelijk heeft verklaard. Appellante, vertegenwoordigd door mr. J. Jaab, heeft hoger beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, dat op 11 januari 2012 een beoordelingsbesluit, niet-plaatsingsbesluit en ontslagbesluit heeft genomen. De rechtbank had appellante verzocht om gronden van het beroep in te dienen, maar dit is niet tijdig gebeurd, wat leidde tot de niet-ontvankelijk verklaring. Appellante stelt echter dat er al gronden waren ingediend door mr. L. van Dinter van Abva/Kabo, en dat het beroep dus niet terecht niet-ontvankelijk is verklaard.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 13 november 2014 behandeld. Tijdens de zitting is vastgesteld dat het beroepschrift van mr. Van Dinter op 21 februari 2012 tijdig is ingediend en dat dit beroepschrift gronden bevatte. De Raad concludeert dat de rechtbank ten onrechte het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat er wel degelijk gronden waren ingediend. De Raad heeft besloten het hoger beroep te honoreren, de aangevallen uitspraak te vernietigen en de zaak terug te wijzen naar de rechtbank voor verdere behandeling. Tevens is het college veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 974,-, en is bepaald dat het griffierecht aan appellante wordt terugbetaald.

Deze uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van beroepsgronden en de noodzaak voor de rechtbank om alle ingediende stukken zorgvuldig te beoordelen. De Raad heeft de keuze van appellante gerespecteerd om de zaak terug te laten wijzen naar de rechtbank in plaats van zelf een beslissing te nemen.

Uitspraak

13/6029 AW
Datum uitspraak: 13 november 2014
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
1 oktober 2013, 12/898 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J. Jaab, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de rechtbank verzocht om toezending van de stukken die mr. L. van Dinter, werkzaam bij Abva/Kabo, namens appellante in beroep heeft ingediend.
De rechtbank heeft de nog beschikbare stukken toegestuurd.
Appellante heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 oktober 2014. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Jaab. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. J.Th.M. van Doesum en drs. M.E. Bloemen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Bij besluit van 11 januari 2012 (bestreden besluit) heeft het college beslist op de bezwaren van appellante tegen een jegens haar genomen beoordelingsbesluit,
niet-plaatsingsbesluit en ontslagbesluit.
1.2.
Bij beroepschrift van 21 februari 2012 heeft mr. P.F. Adolf, werkzaam bij DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij N.V. (DAS), namens appellante beroep bij de rechtbank ingesteld tegen het bestreden besluit. Het beroepschrift is ingesteld ter sauvering van de termijn en bevat geen gronden.
1.3.
De rechtbank heeft mr. Adolf bij brief van 27 februari 2012 verzocht om uiterlijk binnen vier weken na de datum van verzending van de brief de gronden van het beroep mee te delen.
1.4.
Bij brief van 5 april 2012 heeft mr. Adolf aan de rechtbank bevestigd dat het beroep met nummer 12/898 AW wordt ingetrokken en dat het beroep dat door mr. Van Dinter van Abva/Kabo namens appellante op 21 februari 2012 is ingediend, door DAS wordt overgenomen en voortgezet.
1.5.
Bij brief van 19 april 2012 heeft de rechtbank mr. Adolf bericht dat het beroep met nummer 12/898 AW is ingetrokken.
1.6.
Bij brief van 16 november 2012 heeft mr. M. Koolhoven, die bij DAS de zaak van
mr. Adolf had overgenomen, de gronden van het beroep aangevuld.
1.7.
Bij brief van 23 januari 2013 heeft mr. Koolhoven, naar aanleiding van een telefonische mededeling van de rechtbank dat het beroep is ingetrokken en het aanvullende beroepschrift van 16 november 2012 niet verder zal worden behandeld, te kennen gegeven dat mr. Adolf destijds in de veronderstelling verkeerde dat het door mr. Van Dinter ingestelde beroep een ander nummer had en dat uit de brief van 5 april 2012 duidelijk blijkt dat het de bedoeling was dat het door mr. Van Dinter ingestelde beroep zou worden voortgezet. De rechtbank wordt dan ook verzocht de behandeling van het door mr. Van Dinter ingestelde beroep voort te zetten.
1.8.
De rechtbank heeft hierop partijen bij brief van 8 maart 2013 bericht dat zij het beroep met nummer 12/898 AW uit coulance als niet-ingetrokken zal beschouwen en verder zal behandelen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens het te laat indienen van de gronden.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep primair op het standpunt gesteld dat het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard, nu in het inleidend beroepschrift van mr. Van Dinter van de Abva/Kabo al gronden waren opgenomen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Bij brief van 22 september 2014 heeft mr. Jaab het namens appellante ingediende en tegen het bestreden besluit gerichte beroepschrift van mr. Van Dinter van 21 februari 2012 overgelegd met een bijbehorend ‘TX rapport’. Blijkens het TX rapport is dit beroepschrift diezelfde dag om 14.40 uur verzonden met bestemming 0205412746, zijnde het algemene faxnummer van de Afdeling publiekrecht, team bestuursrecht van de rechtbank Amsterdam. Het faxbericht moet worden geacht in goede orde te zijn ontvangen, gelet op het in het TX rapport vermelde resultaat: OK. Appellante heeft hiermee aannemelijk gemaakt dat naast mr. Adolf van DAS ook mr. Van Dinter van de Abva/Kabo op 21 februari 2012 namens appellante tijdig beroep heeft ingesteld tegen het bestreden besluit.
4.2.
Vast staat dat ten aanzien van de namens appellante ingestelde beroepen slechts één registratienummer is aangemaakt: 12/898 AW. Uit de onder 1.4 vermelde brief van
5 april 2012 blijkt verder duidelijk dat appellante voortzetting van de behandeling van haar beroep wilde en dat die voortzetting plaats diende te vinden aan de hand van het door
mr. Van Dinter ingestelde beroep.
4.3.
Nu het door mr. Van Dinter ingediende beroepschrift van 21 februari 2012 gronden bevat, was geen plaats voor een niet-ontvankelijkverklaring van het beroep van appellante wegens het ontbreken van gronden. De rechtbank, die kennelijk het door mr. Adolf ingestelde beroep als uitgangspunt heeft genomen, heeft dit niet onderkend. Dit betekent dat het hoger beroep slaagt en de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking komt.
4.4.
Appellante heeft ter zitting desgevraagd te kennen gegeven dat zij een terugwijzing van de zaak naar de rechtbank op grond van artikel 8:115 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verkiest boven een afdoening door de Raad met toepassing van artikel 8:116 van de Awb. De Raad respecteert deze keuze en zal de zaak terugwijzen naar de rechtbank.
5. Tot slot bestaat aanleiding om het college te veroordelen in de proceskosten van appellante in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 974,- voor verleende rechtsbijstand. Voorts bestaat aanleiding om met toepassing van artikel 8:114, eerste lid, van de Awb te bepalen dat het griffierecht door de griffier aan appellante wordt terugbetaald.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- wijst de zaak terug naar de rechtbank;
- veroordeelt het college in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 974,-;
- bepaalt dat de griffier aan appellante het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 239,-
terugbetaalt.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.M. Heijs als voorzitter en W.J.A.M. van Brussel en
P.J. Stolk als leden, in tegenwoordigheid van C.E.M. van Paddenburgh als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 november 2014.
(getekend) E.J.M. Heijs
(getekend) C.E.M. van Paddenburgh

HD