ECLI:NL:CRVB:2017:3128
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens niet gemelde kasstortingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 september 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De appellant, die samen met zijn partner bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had gedurende een bepaalde periode kasstortingen ontvangen op zijn bankrekeningen, die hij niet had gemeld aan het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Steenwijkerland & Westerveld. Het dagelijks bestuur had de bijstand herzien en teruggevorderd, omdat de appellant de op hem rustende inlichtingenverplichting had geschonden. De Raad oordeelde dat de kasstortingen als middelen moesten worden aangemerkt, omdat ze een terugkerend karakter hadden en daadwerkelijk waren aangewend voor levensonderhoud. De appellant voerde aan dat de stortingen leningen waren en daarom niet als middelen konden worden beschouwd, maar de Raad verwierp deze stelling. De opgelegde boete voor het niet melden van de kasstortingen werd ook in het hoger beroep bevestigd, hoewel de Raad de hoogte van de boete verlaagde van € 2.650,- naar € 2.649,09, rekening houdend met de financiële situatie van de appellant. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep gegrond, waarbij het dagelijks bestuur werd veroordeeld in de proceskosten van de appellant.