In deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 1 september 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3032, werd het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam behandeld. De zaak betreft de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) en de begeleidingsbehoefte van appellant. De Raad had eerder op 21 april 2017 een tussenuitspraak gedaan (ECLI:NL:CRVB:2017:1648) waarin werd vastgesteld dat het Uwv een motiveringsgebrek had in het bestreden besluit. In de tussenuitspraak werd de noodzaak van begeleiding voor appellant besproken, waarbij de Raad twijfels had over de geschiktheid van de geselecteerde functies.
Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft het Uwv aanvullende rapporten overgelegd, waarin de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige de begeleidingsbehoefte van appellant nader hebben toegelicht. De verzekeringsarts adviseerde het inschakelen van een jobcoach om appellant te ondersteunen bij de start van een nieuw dienstverband. De arbeidsdeskundige concludeerde dat de geselecteerde functies voldeden aan de voorwaarden die door de verzekeringsarts waren gesteld. De Raad oordeelde dat het Uwv het motiveringsgebrek had hersteld, ondanks een schending van het motiveringsbeginsel, en liet het bestreden besluit in stand.
De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak, maar veroordeelde het Uwv in de proceskosten van appellant, die in totaal € 2.744,76 bedroegen. De uitspraak benadrukt het belang van een goede motivering bij besluiten van het Uwv en de rol van begeleiding in het kader van de WIA.