ECLI:NL:CRVB:2017:2789
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over terugvordering van persoonsgebonden budget wegens onvoldoende verantwoording
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de besluiten van het Zorgkantoor met betrekking tot de verantwoording van een persoonsgebonden budget (pgb) dat aan hem was toegekend op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Appellant had een pgb ontvangen voor zorg in de periode van 1 januari 2012 tot en met 23 augustus 2012, maar het Zorgkantoor heeft de verantwoording over deze periode afgekeurd en het pgb vastgesteld op nihil, wat betekent dat appellant een bedrag van € 41.112,52 aan te veel ontvangen voorschotten moest terugbetalen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. Appellant heeft aangevoerd dat hij wel degelijk aan zijn verplichtingen heeft voldaan en dat hij kosten heeft gemaakt voor de verleende zorg. Echter, het Zorgkantoor kon niet vaststellen of het pgb daadwerkelijk was besteed aan AWBZ-zorg, omdat appellant niet kon aantonen dat de zorg die hij had ingekocht, kwalitatief verantwoord was. De rechtbank had eerder geoordeeld dat appellant niet aan zijn verantwoordingsplicht had voldaan, en deze oordelen zijn door de Centrale Raad bevestigd.
De Raad heeft vastgesteld dat appellant niet in staat was om de zorg die hij had ontvangen adequaat te verantwoorden. Er waren discrepanties in de overgelegde stukken en appellant had geen logboek bijgehouden van de verleende zorg. De Raad concludeert dat het Zorgkantoor terecht het pgb op nihil heeft vastgesteld en bevoegd was om de onverschuldigd betaalde voorschotten terug te vorderen. De hoger beroepen van appellant zijn dan ook afgewezen en de eerdere uitspraken van de rechtbank zijn bevestigd.