In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 2 februari 2015 uitspraak gedaan in een geschil over de afkeuring van de verantwoording van een persoonsgebonden budget (pgb) dat aan eiser was toegekend. Eiser had een pgb ontvangen voor zorg over de periode van 1 januari 2012 tot en met 30 juni 2012, maar de zorginstelling waar hij zorg had ingekocht, heeft geen adequate verantwoording kunnen geven over de geleverde zorg. Verweerder, Achmea Zorgkantoor, heeft het pgb per 16 maart 2013 beëindigd en het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 25 november 2014 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, waarbij hij stelde dat hij met bewijsstukken had aangetoond dat hij kwalitatief verantwoorde zorg had ingekocht. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser niet aan zijn verantwoordingsplicht heeft voldaan. De door eiser overgelegde stukken waren te algemeen en gaven geen duidelijkheid over de zorg die daadwerkelijk was geleverd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zorginstelling, Zorgcentrum [naam], niet heeft meegewerkt aan het verstrekken van de gevraagde informatie, wat voor risico van eiser kwam.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de afkeuring van de verantwoording door verweerder terecht was, omdat eiser niet kon aantonen dat het pgb was besteed aan kwalitatief verantwoorde zorg. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.