ECLI:NL:CRVB:2017:267
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante werd vastgesteld op 62,89% in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Appellante, die als beleidsmedewerker werkzaam was, had zich in 2009 ziek gemeld met hart- en vermoeidheidsklachten. Het Uwv had eerder vastgesteld dat zij per 1 augustus 2011 geen recht had op een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Na bezwaar werd dit besluit gewijzigd en werd haar recht op een WGA-uitkering vastgesteld met een verlies aan verdiencapaciteit van 37,68%. Later werd dit percentage verhoogd naar 62,89% op basis van een gewijzigde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML).
De Centrale Raad van Beroep heeft de deskundige, revalidatiearts W. Hokken, gevolgd in zijn conclusie dat appellante in staat is om 4 uur per dag en 20 uur per week te werken, mits rekening wordt gehouden met haar beperkingen. De Raad oordeelt dat de rechtbank terecht het Uwv heeft gevolgd in de vaststelling van de arbeidsongeschiktheid en dat de door appellante aangevoerde gronden in hoger beroep niet slagen. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en oordeelt dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.