ECLI:NL:CRVB:2016:1942
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- R.E. Bakker
- G. van Zeben-de Vries
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WIA-uitkering en schadevergoeding wegens schending van de redelijke termijn
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WIA-uitkering van appellante, die in 2007 een uitkering op grond van de Wet WIA had ontvangen vanwege een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Na een herbeoordeling door de verzekeringsarts van het Uwv, werd geconcludeerd dat appellante niet langer voldeed aan de criteria voor een WIA-uitkering. De rechtbank Oost-Nederland verklaarde het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond. Appellante ging in hoger beroep, waarbij zij aanvoerde dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar psychische beperkingen en de zorg voor haar kinderen. De Centrale Raad van Beroep benoemde psychiater P. Naarding als deskundige, die bevestigde dat de door de verzekeringsarts vastgestelde beperkingen voor persoonlijk en sociaal functioneren correct waren. De Raad oordeelde dat de zorg voor kinderen buiten beschouwing moest blijven bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid, conform vaste rechtspraak. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de redelijke termijn voor de procedure was overschreden, wat leidde tot een schadevergoeding van € 500,- aan appellante.