1.6.Bij besluit van 11 november 2014 (bestreden besluit) heeft de korpschef het tegen het besluit van 8 mei 2014 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Daarbij heeft de korpschef verwezen naar het advies van de bezwaaradviescommissie die het volgende heeft overwogen. “Betrokkene gaat ten onrechte voorbij aan inhoud en strekking van het besluit van
16 december 2013. Een LFNP-functie was noodzakelijk om de registratie binnen LFNP te kunnen starten. De richtlijnen van het LFNP brachten immers met zich dat doorstroomfuncties niet voor matching in aanmerking kwamen. Geen matching en dus geen LFNP-functie zou ongewenste gevolgen hebben voor degenen die op een doorstroomfunctie waren geplaatst. Deze collega’s zouden dan onder meer als herplaatsingskandidaat moeten worden aangemerkt. Het treffen van de correctiemaatregel was derhalve bedoeld om deze ongewenste gevolgen te voorkomen en had geenszins de strekking om een hogere schaalindeling te bewerkstelligen. Integendeel zelfs en om die reden is dan ook de zinsnede in dit besluit opgenomen dat de salarispositie geen wijziging ondergaat.”
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft aanleiding gezien om aan te sluiten bij het in de Nota van Toelichting geformuleerde doel van artikel 49f van het Besluit bezoldiging politie (Bbp), dat inhoudt dat een medewerker niet in een slechtere financiële positie mag komen door de invoering van het LFNP en houdt wat hij heeft. In dat kader heeft de rechtbank overwogen dat de korpschef in de besluiten van 19 december 2012 en 16 december 2013 duidelijk heeft vermeld dat de LOT-status van appellante en de op haar van toepassing zijnde salarisschaal (salarisschaal 8) niet worden gewijzigd. Appellante hield hierdoor wat zij had. In die zin heeft de korpschef overeenkomstig het doel van artikel 49f van het Bbp gehandeld. Daar komt bij dat appellante de door de korpschef gestelde afspraak dat zij niet eerder dan na beëindiging van het LOT-traject in salarisschaal 9 zou worden ingeschaald - welke afspraak is nagekomen door appellante na beëindiging van het LOT-traject per 1 oktober 2014 te bevorderen naar salarisschaal 9, trede 6 - niet gemotiveerd heeft betwist. Appellante kan naar het oordeel van de rechtbank niet met behulp van artikel 49f van het Bbp op die afspraak terugkomen, nu uit de tekst, de totstandkoming van en de toelichting bij dat artikel niet blijkt dat dit voorschrift is bedoeld om er ook in een opleidingssituatie qua salaris op vooruit te gaan.
3. Appellante heeft in hoger beroep haar standpunt herhaald dat zij op grond van het per 26 juli 2014 gewijzigde artikel 49f, eerste lid, in samenhang met artikel 10, van het Bbp per 1 december 2012, vanwege de hogere inschaling van de met terugwerkende kracht per die datum aan haar toegekende LFNP-functie operationeel specialist A, in salarisschaal 9 had moeten worden ingeschaald.
4. In het verweerschrift heeft de korpschef benadrukt dat de reden van wijziging van
artikel 49f (oud) van het Bbp niet was gelegen in de nieuwe manier van matchen van functies op schaal, maar in het gegeven dat bij de voorbereiding van de uitvoering bleek dat dit artikel niet duidelijk genoeg was geformuleerd. De beoogde horizontale overgang waarbij iemand houdt wat hij al heeft, is nooit losgelaten. De korpschef heeft er verder op gewezen dat appellante zich in een opleidingstraject bevond en dat met haar afspraken waren gemaakt over de inschaling gedurende het opleidingstraject. Ook heeft de korpschef nog gewezen op de in rechte vaststaande besluiten van 19 december 2012 en 16 december 2013 waarin is meegedeeld dat de salarispositie van appellante ongewijzigd blijft.
5. De Raad komt tot de volgende beoordeling.