Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- wijst het verzoek om vergoeding van wettelijke rente af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De appellant, die sinds 15 maart 1993 in dienst was van een café, had geen loon meer ontvangen sinds 28 januari 1997 en had een vordering ingesteld tegen zijn werkgever. De kantonrechter had de werkgever veroordeeld tot betaling van achterstallig loon, maar de werkgever ging failliet. De appellant vroeg een WW-uitkering aan, maar deze werd ontzegd omdat hij niet voldeed aan de referte-eis. De appellant stelde dat betalingen die hij van de werkgever had ontvangen, moesten worden toegerekend aan de referteperiode, maar het Uwv weigerde dit. De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant ongegrond. In hoger beroep werd de vraag of de betalingen konden worden toegerekend aan weken binnen de referteperiode opnieuw beoordeeld. De Raad oordeelde dat de betalingen moesten worden toegerekend aan de oudste verbintenissen tot betaling van loon, en dat deze niet binnen de referteperiode vielen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om vergoeding van wettelijke rente af.