ECLI:NL:CRVB:2017:2387
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijstandsverlening en de kwalificatie van ontvangen bedragen als leningen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellante had zich op 6 juli 2015 gemeld voor bijstand op grond van de Participatiewet. Tijdens de aanvraag bleek uit bankafschriften dat zij op verschillende momenten bedragen had ontvangen van een derde en haar ouders, die zij als leningen kwalificeerde. Het college van burgemeester en wethouders van Helmond heeft deze bedragen echter aangemerkt als inkomen en in mindering gebracht op de bijstandsverlening. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond, waarna zij in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat volgens vaste rechtspraak een betrokkene geen recht op bijstand heeft indien hij zich periodiek middelen tot levensonderhoud verschaft door leningen aan te gaan. De Raad heeft beoordeeld of de door appellante ontvangen bedragen als leningen konden worden aangemerkt. Het bleek dat appellante niet voldoende bewijs had geleverd dat de ontvangen bedragen daadwerkelijk leningen waren, omdat er geen duidelijke afspraken waren gemaakt over terugbetaling en de identiteit van de crediteuren niet vaststond. De Raad concludeerde dat de appellante niet had aangetoond dat de bedragen voor levensonderhoud waren bedoeld en dat de voorwaarden voor het aanmerken van de bedragen als leningen niet waren voldaan.
Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep de aangevallen uitspraak bevestigd en het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat er geen grond was voor een veroordeling in de proceskosten.