In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de rechtbank heeft geoordeeld dat appellant recht heeft op een IVA-uitkering op basis van de Wet WIA. De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank vernietigd voor zover het betreft de veroordeling van het Uwv in de proceskosten tot een bedrag van € 2.695,-. De Raad heeft geoordeeld dat de rechtbank ten onrechte het verzoek van appellant om vergoeding van de kosten van ingeschakelde deskundigen heeft afgewezen. De Raad heeft vastgesteld dat appellant recht heeft op een vergoeding van de kosten van de deskundigen, die in totaal € 2.879,62 bedraagt, evenals reiskosten van € 148,82 en kosten voor het opvragen van medische informatie van € 90,90. Dit leidt tot een totale proceskostenvergoeding van € 5.814,34. Daarnaast heeft de Raad het verzoek van appellant om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn afgewezen, omdat de behandelingsduur door de Raad niet langer was dan de wettelijk toegestane termijn van twee jaar. De uitspraak is gedaan op 17 februari 2017.