ECLI:NL:CRVB:2017:2270
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over immateriële schadevergoeding na onrechtmatig besluit van het Uwv
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin een verzoek om immateriële schadevergoeding werd toegewezen tot een bedrag van € 750,-. De appellant had eerder een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangen, maar na een aanvraag voor een uitkering op basis van de Wet WIA, werd hem door het Uwv medegedeeld dat hij geen recht had op een WIA-uitkering. Dit besluit werd door de rechtbank vernietigd, maar de schadevergoeding die de rechtbank toekende, was lager dan de appellant had verzocht. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat de rechtbank voldoende inzichtelijk heeft gemaakt op basis van welke feiten en omstandigheden het bedrag van € 750,- is vastgesteld. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is om een hoger bedrag aan schadevergoeding toe te kennen, omdat de opname van de appellant in een psychiatrische instelling slechts een week duurde en zijn toestand ten tijde van die opname verbeterde. De Raad wijst erop dat de appellant onvoldoende concrete gegevens heeft aangevoerd die aantonen dat er psychische schade is ontstaan door het onrechtmatige besluit van het Uwv. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er wordt geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.