ECLI:NL:CRVB:2017:2179
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar inzake terugvordering bedrijfskrediet
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, waarin het beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Wormerland ongegrond werd verklaard. Appellanten, die een bedrijfskrediet hadden ontvangen, maakten bezwaar tegen een besluit van 14 september 2012, waarin werd bepaald dat zij 100% van hun netto inkomen boven de bijstandsnorm moesten besteden aan de aflossing van de lening. Het college verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, omdat het buiten de termijn van zes weken zou zijn ingediend. Appellanten stelden echter dat zij het besluit pas op 5 februari 2013 hadden ontvangen, en dat zij daarom tijdig bezwaar hadden gemaakt.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het college niet voldoende had aangetoond dat het besluit van 14 september 2012 op de juiste wijze was verzonden. De Raad concludeerde dat de termijn voor het indienen van het bezwaar niet was aangevangen, omdat het college niet kon bewijzen dat het besluit op de juiste datum was verzonden. Hierdoor was het bezwaar van appellanten ontvankelijk en diende het college opnieuw op het bezwaar te beslissen. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep gegrond, waarbij het college werd veroordeeld in de proceskosten van appellanten.
De uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijk postregistratiesysteem en de verplichting van het bestuursorgaan om aan te tonen dat besluiten op de juiste wijze zijn verzonden. De Raad droeg het college op om opnieuw te beslissen op het bezwaar van appellanten, met inachtneming van deze uitspraak.