ECLI:NL:RBDHA:2023:15454

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 september 2023
Publicatiedatum
12 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.8401
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van de hoorplicht bij aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 september 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiseres voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel 'verblijf als familie of gezinslid'. Eiseres, een Syrische vrouw geboren in 1945, had een aanvraag ingediend om bij haar meerderjarige zoon in Nederland te verblijven. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag afgewezen, met als argument dat er geen sprake was van een meer dan normale afhankelijkheid tussen eiseres en haar zoon, en dat er geen familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM aanwezig was. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat de hoorplicht was geschonden omdat haar gemachtigde geen schriftelijke uitnodiging voor de hoorzitting had ontvangen.

De rechtbank heeft de zaak op 30 augustus 2023 behandeld. Tijdens de zitting is gebleken dat de uitnodiging voor de hoorzitting niet op de juiste wijze was verzonden, waardoor referent niet aanwezig kon zijn. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet aannemelijk had gemaakt dat de uitnodiging daadwerkelijk was verzonden en dat de hoorplicht was geschonden. Dit leidde tot de conclusie dat het bestreden besluit in strijd was met artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.674,-, en het griffierecht van € 184,-. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige procedure en de naleving van de hoorplicht in bestuursrechtelijke zaken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.8401

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. K. Yousef),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Ercan).

Inleiding

Bij besluit van 22 maart 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel ‘verblijf als familie of gezinslid’ afgewezen.
Bij besluit van 27 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 30 augustus 2023 op zitting behandeld. Eiseres en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Referent was aanwezig.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedag] 1945 en heeft de Syrische nationaliteit. Zij heeft op 12 februari 2021 een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) ingediend voor het doel ‘verblijf als familie of gezinslid’ om bij haar meerderjarige zoon [naam] (referent) te verblijven.
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat er geen sprake is van een meer dan normale afhankelijkheid tussen eiseres en referent. Daarom is geen sprake van familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM [1] . [2] Verweerder heeft een belangenafweging in het kader van artikel 8 EVRM gemaakt, die in het nadeel van eiseres is uitgevallen.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Verweerder heeft ten onrechte geconcludeerd dat geen sprake is van een meer dan normale afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referent. Ook heeft verweerder de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM ten onrechte in het nadeel van eiseres laten uitvallen. De gezondheid van eiseres is slecht. [3] Referent heeft tot aan zijn vertrek naar Nederland met haar samengewoond om voor haar te zorgen. Verder is niemand meer aanwezig die voor eiseres kan zorgen. Daarnaast betaalt referent de medische kosten en andere benodigdheden en draagt hij daarmee de financiële zorg voor eiseres. In 46 soortgelijke mvv-aanvragen was de medische situatie en de aanwezigheid van mantelzorg bepalend voor verweerder om de aanvragen in te willigen. Er ontbreekt een duidelijk beleid. Eiseres heeft geen sterke banden met Turkije, waar zij momenteel verblijft, omdat zij niet kan terugreizen naar Syrië door oorlog. Het beroep op artikel 17 van de gezinsherenigingsrichtlijn heeft verweerder ten onrechte buiten beschouwing gelaten. Daarnaast is de hoorplicht geschonden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Hoorplicht
4.1.
In beroep heeft de gemachtigde van eiseres aangevoerd dat het bestreden besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen, omdat de hoorplicht is geschonden. Daartoe voert eiseres aan dat de gemachtigde van eiseres de schriftelijke uitnodiging voor de hoorzitting niet heeft ontvangen. Daarom is referent niet op de hoorzitting verschenen.
4.2.
De toelichting bij artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gaat ervan uit dat het bestuursorgaan schriftelijk kennisgeeft van de hoorzitting. [4] Als de geadresseerde stelt dat hij een niet-aangetekende verzonden brief niet heeft ontvangen, is het in beginsel aan het bestuursorgaan om aannemelijk te maken dat deze wel op het adres van de geadresseerde is ontvangen. De omstandigheid dat per post verzonden stukken in de regel op het daarop vermelde adres van de geadresseerde worden bezorgd, rechtvaardigt het vermoeden van ontvangst op dat adres. Dit brengt mee dat het bestuursorgaan in eerste instantie kan volstaan met het aannemelijk maken van de verzending naar het juiste adres. Daartoe is in ieder geval vereist dat het besluit is voorzien van de juiste adressering en een verzenddatum en dat sprake is van een deugdelijke verzendadministratie.
4.3.
Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat per niet-aangetekende brief een schriftelijke uitnodiging voor de hoorzitting naar het adres van de gemachtigde van eiseres is gestuurd. Nadat referent op 27 januari 2023 niet verscheen bij de hoorzitting, heeft verweerder contact gezocht met de gemachtigde van eiseres. Deze heeft op 30 januari 2023 laten weten dat de schriftelijke uitnodiging voor de hoorzitting niet is ontvangen. De uitnodigingsbrief is vervolgens op 1 februari 2023 bij verweerder retour gekomen.
4.4.
Niet in geschil is dat de schriftelijke uitnodiging de juiste adressering bevat. Als verzenddatum staat 9 januari 2023 vermeld. Verweerder heeft ter zitting een afschrift van de verzendadministratie overgelegd en zich op het standpunt gesteld dat daaruit kan worden afgeleid dat de brief naar het de gemachtigde van eiseres is verzonden. De rechtbank volgt deze stelling niet en overweegt daartoe als volgt.
4.5.
Uit de door verweerder ter zitting overgelegde verzendadministratie is weliswaar af te leiden dat de verzending van de brief is aangemaakt in het registratiesysteem en dat als verzenddatum 11 januari 2023 wordt vermeld. Hieruit kan echter niet worden afgeleid dat feitelijke aanbieding van de brief aan PostNL, of andere bezorgdienst, heeft plaatsgevonden. [5] Evenmin kan op andere wijze worden gecontroleerd of en wanneer verweerder de schriftelijke uitnodiging ter verzending heeft aangeboden aan PostNL. Uit het voorgaande volgt dat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat de schriftelijke uitnodiging voor de hoorzitting is verzonden en daarmee dat de gemachtigde van eiseres de uitnodiging heeft ontvangen. Dat de uitnodigingsbrief op 1 februari 2023 bij verweerder retour is gekomen had voor verweerder temeer reden moeten zijn om (opnieuw) een uitnodigingsbrief te versturen.
4.6.
Het standpunt van verweerder dat met de gemachtigde van eiseres op 9 januari 2023 telefonisch de datum van de hoorzitting was besproken en hij derhalve op de hoogte was van de hoorzitting kan, gelet op de toelichting bij artikel 7:2 van de Awb, niet slagen. Bovendien heeft verweerder aangegeven dat de gemachtigde van eiseres nog een schriftelijke bevestiging van de telefonische afspraak toegestuurd zou krijgen, zodat de gemachtigde van eiseres daar ook vanuit mocht gaan.
4.7.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat referent niet voldoende in de gelegenheid is gesteld gehoord te worden en dat verweerder daarmee de hoorplicht heeft geschonden.
Wat is de conclusie?
5. Gelet op het voorgaande is het bestreden besluit in strijd genomen met artikel 7:2 van de Awb. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De overige beroepsgronden behoeven daarom geen bespreking meer. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
6. Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het betaalde griffierecht vergoeden. Ook moet verweerder de proceskosten die eiseres heeft gemaakt in beroep vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op een totaal van € 1.674,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde van € 837,- met een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat verweerder in zoverre een nieuw besluit op bezwaar moet nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder tot de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674,-;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres het griffierecht van € 184,- moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, rechter, in aanwezigheid van
mr. T. Verschoor, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.Volgens paragraaf B7/3.8.1. van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) neemt verweerder enkel familie- of gezinsleven aan als bedoeld in artikel 8 van het EVRM tussen ouders en hun meerderjarige kinderen als sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie.
3.Eiseres heeft last van hartfalen en kortademigheid. Verder lijdt zij aan reuma en is sprake van kniepijn door verkalking, waardoor zij moeite heeft met bewegen.
4.Memorie van toelichting, Parlementaire geschiedenis AWB I, p. 330.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 20 juni 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2179 en van 28 april 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1045.