ECLI:NL:CRVB:2017:1876

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 mei 2017
Publicatiedatum
22 mei 2017
Zaaknummer
16/1207 AW-W2
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om wraking in hoger beroep tegen de Raad van Bestuur van het Universitair Medisch Centrum Rotterdam

In deze zaak heeft verzoeker hoger beroep ingesteld tegen twee uitspraken van de rechtbank Rotterdam. Tijdens de zitting op 27 oktober 2016 heeft verzoeker de rechters K.J. Kraan, J.J.T. van den Corput en J.F.C. Talman gewraakt. Het verzoek om wraking werd op 13 december 2016 toegewezen. De zitting werd voortgezet op 9 maart 2017, waar verzoeker opnieuw een wrakingsverzoek indiende tegen de behandelend rechters B.J. van de Griend, M. Kraefft en H. Lagas. Verzoeker stelde dat de rechters partijdig waren, onder andere omdat het oudste lid van de meervoudige kamer niet adequaat had gereageerd op zijn verzoek om schadevergoeding. De rechters hebben schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek en aangegeven niet in te stemmen met de beschuldigingen van verzoeker. De Centrale Raad van Beroep heeft in haar overwegingen uiteengezet dat een wrakingsverzoek moet zijn gebaseerd op feiten die de onpartijdigheid van de rechters in twijfel trekken. De Raad concludeert dat de argumenten van verzoeker niet steekhoudend zijn en dat er geen sprake is van vooringenomenheid. Het verzoek om wraking wordt afgewezen, en de Raad bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in deze hoger beroepen niet in behandeling wordt genomen. Tevens wordt het verzoek om schadevergoeding niet in behandeling genomen, aangezien dit niet onder de bevoegdheid van de bestuursrechter valt. De uitspraak is gedaan op 22 mei 2017.

Uitspraak

16/1207 AW-W2, 16/1208-W2
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Beslissing op het verzoek om wraking gedaan door
[Verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
Datum uitspraak: 22 mei 2017
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld tegen twee uitspraken van de rechtbank Rotterdam van 14 januari 2016 (met registratienummers: 14/5941 en 15/4341) in gedingen tussen verzoeker en de Raad van Bestuur van het Universitair Medisch Centrum Rotterdam,
Erasmus MC (raad van bestuur).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 oktober 2016. Tijdens de zitting heeft verzoeker de rechters K.J. Kraan, J.J.T. van den Corput en J.F.C. Talman gewraakt.
Bij beslissing van 13 december 2016 is het verzoek om wraking toegewezen (ECLI:NL:CRVB:2016:4762).
Het onderzoek ter zitting is voortgezet op 9 maart 2017. De behandelend rechters waren
B.J. van de Griend, M. Kraefft en H. Lagas (de behandelend rechters).
Tijdens deze zitting heeft verzoeker nogmaals een verzoek om wraking ingediend.
De behandelend rechters hebben schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek en meegedeeld niet in het wrakingsverzoek te berusten.
Het proces-verbaal van de zitting van 9 maart 2017 is op 3 april 2017 aan partijen gestuurd. Bij brief van 5 april 2017 heeft de raad van bestuur verzocht om enkele correcties van het proces-verbaal. Deze correcties zijn doorgevoerd en op 14 april 2017 is het gewijzigde proces-verbaal aan partijen gezonden.
Verzoeker heeft op 23 april 2017 zijn wrakingsverzoek naar aanleiding van het gewijzigde proces-verbaal aangevuld en op 1 mei 2017 gereageerd op de schriftelijke reactie van de behandelend rechters en daarbij tevens een verzoek om schadevergoeding ingediend.
Verzoeker en de behandelend rechters zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van 8 mei 2017. Verzoeker en de behandelend rechters zijn in persoon verschenen.

OVERWEGINGEN

1. Artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Blijkens de memorie van toelichting bij artikel 8:15 van de Awb is de ratio van het instituut van wraking gelegen in het waken tegen inbreuken op de rechterlijke onpartijdigheid.
2.1.
Tijdens de zitting van 9 maart 2017 heeft het oudste lid van de meervoudige kamer (het oudste lid) een overzicht gegeven van de besluiten die aan de orde zijn en uiteengezet dat de procedure beperkt is tot twee procesgangen. Verzoeker heeft daarop gereageerd met de mededeling dat dit niet juist is. Hij heeft ook een verzoek om schadevergoeding ingediend en de Raad is ook bevoegd daarover te oordelen. Het oudste lid heeft verzoeker hierin gelijk gegeven en opgemerkt dat ook daarover uitspraak wordt gedaan. Op de opmerking van verzoeker dat het oudste lid in zijn inleiding niet was ingegaan op het verzoek om schadevergoeding, heeft het oudste lid opgemerkt dat hij dat verzoek even was vergeten. Verzoeker heeft daarop gereageerd met de mededeling dat hij een wrakingsverzoek indient wegens schijn van partijdigheid. Het oudste lid heeft zich niet goed voorbereid of hij probeert het verzoek om schadevergoeding te negeren. Dat is niet in het belang van verzoeker, het belang van de raad van bestuur wordt hiermee gediend. Op deze manier worden stukken buiten de procedure gelaten en wordt geprobeerd de ‘scope’ van de procedure in te perken. Omdat verzoeker aanneemt dat het oudste lid namens de meervoudige kamer spreekt, heeft hij alle leden van deze meervoudige kamer gewraakt.
2.2.
In het op 3 april 2017 aan partijen toegestuurde proces-verbaal staat vermeld dat de raad van bestuur zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. Y.G.B. Coonen-ter Braak en
mr. L. Meinhardt-van Lint. Ook is vermeld dat L. Meinhardt-van Lint ter zitting het woord heeft gevoerd namens de raad van bestuur. De raad van bestuur heeft daarop gereageerd met de mededeling dat mr. Y.G.B. Coonen-ter Braak gemachtigde was en dat zij vergezeld werd door [naam A], P-adviseur. Namens de raad van bestuur is het woord gevoerd door mr. Y.G.B. Coonen-ter Braak. Verzocht is het proces-verbaal dienovereenkomstig te wijzigen, welk verzoek is gehonoreerd. Verzoeker is van mening dat uit deze gang van zaken blijkt dat de ter zitting verstrekte informatie over de gemachtigde van de raad van bestuur onjuist en misleidend is, wat de schijn van partijdigheid van de behandelend rechters wekt. Het toestaan dat de raad van bestuur wordt vertegenwoordigd door een niet gemachtigd persoon valt buiten de bevoegdheid van de kamer en wekt de schijn van partijdigheid.
3.1.
Een wrakingsgrond moet zijn gelegen in feiten of omstandigheden die betrekking hebben op (de persoon van) de rechter die de zaak behandelt. Bij een beoordeling van een beroep op het ontbreken van de onpartijdigheid van de rechter dient voorts het uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing vormt voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (zie onder meer het arrest van de Hoge Raad van 21 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM9141).
3.2.
Het enkele feit dat het oudste lid tijdens de inleiding van de behandeling ter zitting het verzoek om schadevergoeding niet direct heeft vermeld vormt geen zwaarwegende aanwijzing voor het oordeel dat sprake is van vooringenomenheid jegens verzoeker. Dit geldt te minder omdat het oudste lid zonder enige terughoudendheid, in reactie op de eerste opmerking van verzoeker over het door hem gedane verzoek om schadevergoeding, heeft bevestigd dat het verzoek om schadevergoeding deel uitmaakt van de procedure in hoger beroep en dat daarop ook een beslissing zal moeten worden genomen.
3.3.
Dat het proces-verbaal is gewijzigd vormt evenmin een zwaarwegende aanwijzing voor het oordeel dat sprake is van vooringenomenheid jegens verzoeker. Zoals ter zitting door de voorzitter van de behandelend kamer is toegelicht, betrof de wijziging uitsluitend de correctie van kennelijk onjuist opgenomen persoonsgegevens. Ter voorlichting aan verzoeker wordt opgemerkt dat hij, als hij twijfelt aan de bevoegdheid van de vertegenwoordiger(s) van de raad van bestuur, dit kan aanvoeren in het kader van zijn hoger beroep. De behandelend rechters zijn echter, ingevolge artikel 8:24, tweede lid, van de Awb, niet verplicht om een machtiging te vragen.
3.4.
Gelet op wat is overwogen in 3.1 tot en met 3.3, zal het verzoek om wraking van de behandelend rechters dan ook worden afgewezen.
4. Het verzoek om schadevergoeding zal door de wrakingskamer niet in behandeling worden genomen. Artikel 8:88 van de Awb bepaalt ter zake waarvan de bestuursrechter bevoegd is schadevergoeding toe te kennen. Het (vermeend) onrechtmatig handelen van de bestuursrechter behoort daar niet toe. Uitsluitend de civiele rechter is bevoegd te oordelen over een verzoek als door verzoeker ingediend.
5.1.
Artikel 8:18, vierde lid, van de Awb bepaalt dat in geval van misbruik de bestuursrechter kan bepalen dat een volgend verzoek om wraking niet in behandeling wordt genomen.
5.2.
De twee door verzoeker aan dit wrakingsverzoek ten grondslag gelegde argumenten zijn evident niet steekhoudend en maken het verzoek zozeer kennelijk ongegrond, dat daaruit niet anders kan worden geconcludeerd dan dat verzoeker misbruik maakt van de mogelijkheid wrakingsverzoeken in te dienen. Gelet hierop bestaat er aanleiding te bepalen dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in deze hoger beroepen niet in behandeling wordt genomen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- wijst het verzoek om wraking af;
- bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in deze procedures niet in
behandeling wordt genomen;
- verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van het verzoek om schadevergoeding.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen als voorzitter en R.E. Bakker en G.M.G. Hink als leden, in tegenwoordigheid van L.H.J. van Haarlem als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2017.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) L.H.J. van Haarlem

KP