ECLI:NL:CRVB:2017:1784
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op ziekengeld en geschiktheid eigen functie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, waarin werd geoordeeld dat appellant geen recht heeft op ziekengeld ingevolge de Ziektewet (ZW). Appellant, die als assistent-controller werkte, had zich op 18 juli 2012 ziek gemeld vanwege lichamelijke en psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigde zijn ziekengeld per 27 augustus 2012, omdat hij weer in staat werd geacht zijn functie te vervullen. Appellant ging in bezwaar, maar het Uwv verklaarde dit ongegrond. De rechtbank bevestigde het besluit van het Uwv, waarop appellant in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 18 maart 2015 werd het onderzoek heropend, en werd L. Greveling-Fockens als deskundige benoemd. In haar rapport concludeerde zij dat appellant op de datum in geding, ondanks een angststoornis, in staat was zijn werkzaamheden als assistent-controller uit te voeren. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was en dat de deskundige de relevante informatie had betrokken in haar beoordeling. De Raad volgde het oordeel van de deskundige en bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak werd gedaan door de Centrale Raad van Beroep op 10 mei 2017, waarbij de voorzitter en de leden unaniem tot de conclusie kwamen dat het hoger beroep niet slaagde.