ECLI:NL:CRVB:2016:1933
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en de zorgvuldigheid van medisch onderzoek door verzekeringsarts
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden Nederland. De appellant, die zich op 14 september 2011 ziek had gemeld wegens psychische klachten, had een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ontvangen. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat de appellant per 11 september 2013 geen recht meer had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Na een tweede ziekmelding op 13 januari 2014, heeft het Uwv op 11 maart 2014 vastgesteld dat de appellant per 17 maart 2014 geen recht meer had op ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW).
De rechtbank had het beroep van de appellant gegrond verklaard en het bestreden besluit van het Uwv vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten. De rechtbank oordeelde dat de hoorplicht was geschonden en dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was uitgevoerd. De Raad heeft in hoger beroep de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek beoordeeld en geconcludeerd dat het onderzoek door de verzekeringsarts in opleiding, S.M. de Lange, niet voldoende was gewaarborgd. De Raad oordeelde echter dat het gebrek in de bezwaarfase was hersteld door de beoordeling door bedrijfsarts P.C.M. den Bieman, die bevoegd was om het medisch onderzoek uit te voeren.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, voor zover deze was aangevochten, en oordeelde dat de medische beoordeling door de verzekeringsartsen voldoende zorgvuldig was. De Raad zag geen aanleiding om een onafhankelijk deskundige in te schakelen en concludeerde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 25 mei 2016.