ECLI:NL:CRVB:2016:360
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Ziektewet-uitkering wegens gebrek aan medisch objectiveerbare beperkingen
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van appellant, die zich op 24 februari 2012 ziek meldde met diverse lichamelijke klachten. Na twee bezoeken aan een arts van het Uwv concludeerde deze dat er geen medisch objectiveerbare beperkingen waren en dat appellant hersteld was voor zijn maatgevende arbeid. Het Uwv beëindigde de uitkering per 23 oktober 2012. Appellant ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank Midden-Nederland verklaarde het beroep ongegrond. Appellant stelde dat het medisch onderzoek niet door een geregistreerd verzekeringsarts was uitgevoerd en dat zijn klachten onvoldoende waren meegenomen in de beoordeling.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat appellant geschikt was voor zijn arbeid. De Raad stelde vast dat de betrokken artsen niet geregistreerd waren in het BIG-register, maar dat de bedrijfsarts die het bezwaar behandelde wel bevoegd was. De Raad concludeerde dat de medische informatie die door appellant was aangevoerd niet voldoende was om aan te tonen dat er relevante arbeidsbeperkingen waren. Het hoger beroep van appellant werd dan ook afgewezen en de eerdere uitspraak werd bevestigd.