ECLI:NL:CRVB:2017:177

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 januari 2017
Publicatiedatum
19 januari 2017
Zaaknummer
15/751 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van en overgang naar de LFNP-functie en de toepassing van de Regeling overgang naar een LFNP-functie

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 januari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellant, werkzaam bij het Landelijk selectie- en opleidingsinstituut politie, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het college van bestuur met betrekking tot de toekenning van en overgang naar de LFNP-functie. De Raad oordeelt dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat de matching in zijn geval niet overeenkomstig de Regeling overgang naar een LFNP-functie is geschied. De Raad verwijst naar eerdere uitspraken en concludeert dat de appellant niet kan aantonen dat het resultaat van de matching onhoudbaar is. De Raad stelt vast dat de keuze voor de LFNP-functie van de appellant, met als vakgebied Docenten, op goede gronden is gemaakt. De Raad wijst het beroep op de hardheidsclausule af, omdat de omstandigheden die de appellant aanvoert niet leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

15/751 AW
Datum uitspraak: 12 januari 2017
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 23 december 2014, 14/4870 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van bestuur van het Landelijk selectie- en opleidingsinstituut politie (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M. Scheggetman hoger beroep ingesteld.
Namens het college heeft mr. B.H. Willems-Holshof een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben toestemming gegeven een onderzoek ter zitting achterwege te laten, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Voor het kader en de van toepassing zijnde regelgeving betreffende dit hoger beroep verwijst de Raad naar zijn uitspraken van 1 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1550 en ECLI:NL:CRVB:2015:1663.
1.2.
Bij besluit van 24 oktober 2011 is de uitgangspositie van appellant voor de omzetting naar het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) vastgesteld op de functie van functie van [functie 1], salarisschaal 9.
1.3.
Bij het aanvullend besluit uitgangspositie van 25 april 2012 heeft het college besloten de uitgangspositie van appellant aan te vullen met de voor hem op de peildatum van 31 december 2011 geldende specifieke werkzaamheid (taakaccent) ‘Rijtaken’.
1.3.1.
Op 16 december 2013 heeft het college ten aanzien van appellant met ingang van
1 januari 2012 besloten tot toekenning van en overgang naar de LFNP-functie van [functie 2], met als vakgebied Docenten, gewaardeerd in salarisschaal 9 (overgangsbesluit).
1.3.2.
In dit besluit is tevens vastgesteld dat er na 31 december 2011 een formele wijziging is geweest, in die zin dat appellant met ingang van 1 januari 2012 is belast met de uitoefening van de functie van [functie 1], met als bijzonderheid ‘Rijtaken’, salarisschaal 9. Een en ander heeft blijkens het besluit van 16 december 2013 echter geen wijziging gebracht in de (toekenning van en overgang naar de) onder 1.3.1 vermelde LFNP-functie (wijzigingsbesluit).
1.4.
Bij besluit van 28 mei 2014 (bestreden besluit) is het tegen het besluit van 16 december 2013 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft de juistheid van die uitspraak op de hierna te bespreken gronden bestreden.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Vooropgesteld wordt dat de Raad in zijn onder 1.1 genoemde uitspraken van 1 juni 2015 heeft geoordeeld dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat er aan de inhoud of wijze van totstandkoming van de Regeling overgang naar een LFNP functie,
Stcrt. 2013, nr. 13141 (Regeling) zodanige ernstige feilen kleven dat dit voorschrift niet als grondslag kan dienen voor daarop in concrete gevallen te baseren besluiten en dat de transponeringstabel, hoewel deze het karakter van een algemeen verbindend voorschrift ontbeert, als grondslag mag dienen voor besluitvorming als hier aan de orde, waarbij het college in beginsel mag volstaan met een verwijzing daarnaar. Het is aan de betrokken politieambtenaar om aannemelijk te maken dat de matching niet overeenkomstig de Regeling is geschied of dat het resultaat van de matching anderszins onhoudbaar is te achten. Het enkele feit dat een andere uitkomst ook verdedigbaar zou zijn geweest, is niet voldoende. In hetgeen appellant heeft aangevoerd ziet de Raad geen reden om daarover thans anders te oordelen.
4.2.
Appellant heeft betoogd - samengevat weergegeven - dat de Regeling en de transponeringstabel door de korpschef niet analoog mochten worden toegepast op het onder 1.3.2 weergegeven wijzigingsbesluit. De rechtsvragen die met dit betoog worden opgeworpen, heeft de Raad reeds beantwoord in zijn uitspraken van (onder meer) 21 januari 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:260, 21 april 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:1524, en van 9 juni 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:2301. De overwegingen in deze uitspraken, waarbij de Raad blijft, zijn ook in dit geval van toepassing, zodat het betoog reeds hierom faalt.
4.3.1.
Appellant heeft betoogd dat het college bij de keuze voor het domein Ondersteuning in strijd heeft gehandeld met artikel 3, vierde lid, van de Regeling, nu het college ten onrechte niet de door de Regeling voorgeschreven volgorde heeft gehanteerd, waarbij eerst het meest vergelijkbare domein dient te worden bepaald en vervolgens pas het meest vergelijkbare vakgebied. Appellant heeft in dit verband gewezen op de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 20 mei 2015, ECLI:NL:RBNHO:2015:4736.
4.3.2.
Appellant heeft met dit betoog niet aannemelijk gemaakt dat de matching niet overeenkomstig de Regeling is geschied. Uit de Handleiding uitvoering matching LFNP 2013 (Handleiding) kan niet worden afgeleid dat daarin een van de Regeling afwijkende - door het college in het onderhavige geval gevolgde - volgorde is voorgeschreven. Ook anderszins is van strijd met artikel 3, vierde lid, van de Regeling niet gebleken. De stelling van appellant dat bij de matching niet de door de Regeling dwingend voorgeschreven volgorde is gehanteerd, vindt ook geen steun in het functievergelijkingsformulier waarin de motivering van de bestreden matching is opgenomen. Volgens dit formulier is voor het domein Ondersteuning als het meest vergelijkbare gekozen omdat uit de korpsfunctie(beschrijving) blijkt dat een bijdrage wordt geleverd aan een effectief en efficiënt werkende politieorganisatie, terwijl tegelijkertijd uit de korpsfunctie(beschrijving) blijkt dat geen of een beperkte bijdrage wordt geleverd aan operationele politietaken. Blijkens het formulier is binnen dit domein vervolgens gekozen voor het vakgebied Docenten op grond van de daarbij weergegeven - onder 4.4.3 nader aan te halen - motivering. Voor de keuze van de LFNP-functie binnen het vakgebied is in overeenstemming met de toepasselijke regelgeving de salarisschaal bepalend geacht. Het betoog slaagt niet.
4.4.1.
Appellant heeft betoogd dat het resultaat van de matching onhoudbaar is te achten. Hij heeft daartoe aangevoerd dat wat betreft zijn (korps)functie niet het domein Ondersteuning het meest vergelijkbaar is, maar het domein Uitvoering. Appellant traint als ‘operationeel docent’ (toekomstige) executieve politieambtenaren. Hij geeft weliswaar les, maar het gaat daarbij om lessen in de praktijk waarbij operationele taken worden verricht in gevaarvolle situaties met alle risico’s van dien.
4.4.2.
De functie van [functie 1] is blijkens de korpsfunctiebeschrijving in het bijzonder gericht op het voorbereiden, uitvoeren en evalueren van onderwijs binnen een afgebakend, dan wel aanverwant vakgebied/specialisme teneinde studenten te ondersteunen bij het verwerven van competenties, het leveren van een bijdrage aan onderwijsontwikkeling en kennisontwikkeling alsmede het begeleiden/adviseren op dat terrein.
4.4.3.
Blijkens het functievergelijkingsformulier is binnen het domein Ondersteuning gekozen voor het vakgebied Docenten op grond van de volgende overwegingen:
“Docenten dragen bij aan een effectieve en efficiënte organisatie door cursisten op te leiden tot competente medewerkers, die daarmee beschikken over politiespecifieke kennis, vaardigheden en gedragskenmerken (competenties), in overeenstemming met de gevraagde deskundigheid in hun (beoogde) functie, voor nu en in de toekomst. Docenten ontwikkelen onderwijspakketten die nauw aansluiten aan de actuele deskundigheidsvereisten in vastgestelde functies van de Nederlandse Politie. Voor dit vakgebied is gekozen, omdat de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden uit de korpsfunctie hiermee het meest vergelijkbaar is.”
4.4.4.
De kern van de korpsfunctie van appellant bestaat - zo volgt uit 4.4.2 - uit kennisoverdracht. Blijkens pagina 50 van de Handleiding is het wezenskenmerk van een docent de overdracht van kennis en/of het aanleren van vaardigheden. Indien uit een korpsfunctiebeschrijving blijkt dat in overwegende mate sprake is van de hiervoor bedoelde elementen, is het domein Ondersteuning, vakgebieden Docenten, het meest vergelijkbaar. Dat het domein Ondersteuning het meest vergelijkbaar is, volgt uit de keuze zoals gemaakt in het systeem LFNP. In dit domein komt immers het vakgebied Docenten voor. Dat een docent mogelijkerwijze deelneemt of ter plaatse doceert aan de (dagelijkse) politiepraktijk en/of zelf risico loopt in het kader van praktijklessen, maakt vorenstaande niet anders, gelet op meergenoemde systeemkeuze, aldus de Handleiding. Gelet op de korpsfunctiebeschrijving, de toelichting in de Handleiding alsmede de in het functievergelijkingsformulier gegeven motivering, acht de Raad de keuze voor het domein Ondersteuning voldoende (inzichtelijk) gemotiveerd (vergelijk de uitspraak van 14 juli 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:2710).
4.5.
In aanmerking genomen dat het hoofdbestanddeel van de korpsfunctie van appellant bestaat uit kennisoverdracht, heeft het college op goede gronden de LFNP-functie van [functie 2], met als vakgebied Docenten, aan appellant toegekend.
4.6.
De conclusie is dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat de matching in zijn geval niet overeenkomstig de Regeling is geschied of anderszins tot een onhoudbaar resultaat heeft geleid. De enkele stelling dat een andere uitkomst ook verdedigbaar zou zijn geweest, is niet voldoende voor de conclusie dat het resultaat van de matching (anderszins) onhoudbaar is te achten.
4.7.1.
Het betoog van appellant dat zijn beroep op de hardheidsclausule als bedoeld in
artikel 5, vierde lid, van de Regeling ten onrechte is verworpen, slaagt evenmin. Het college heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de door appellant naar voren gebrachte omstandigheden niet leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard en dat evenmin sprake is van een bijzondere situatie in de zin van deze bepaling. Uit de meergenoemde Handleiding volgt dat het een bewuste keuze is geweest om docenten onder te brengen in het domein Ondersteuning.
4.7.2.
Dat een politieambtenaar kan overgaan naar een LFNP-functie waarvan de inhoud afwijkt van zijn korpsfunctie is bovendien inherent aan de (door de regelgever) bewust gekozen wijze waarop moet worden gematcht en is ook verklaarbaar uit het gegeven dat de werkzaamheden binnen verschillende politieregio’s worden ondergebracht in één nieuw landelijk functiegebouw. Voor zover appellant zich beroept op een verschraling van zijn taken en verantwoordelijkheden leidt dit niet tot een ander oordeel. Een eventuele verschraling van het takenpakket van een betrokkene kan niet worden beschouwd als een onbedoelde onbillijke uitwerking van de Regeling. De Raad verwijst naar de meergenoemde uitspraak van 1 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1550.
4.7.3.
Daarbij komt dat, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, bij de overgang naar het LFNP feitelijk niets wijzigt aan de opgedragen werkzaamheden tot het moment waarop de ambtenaar in het kader van de vorming van de nationale politie wordt geplaatst of wordt aangewezen als herplaatsingskandidaat. De Raad tekent overigens nog aan dat - zoals ook is vermeld in de toelichting op artikel 8 van de Regeling - in artikel 6 van het Besluit bezoldiging politie is vastgelegd dat geen enkele ambtenaar er door de invoering van het LFNP in salaris op achteruit gaat. De voor de ambtenaar geldende salarisschaal en de vooruitzichten in die schaal blijven gegarandeerd, alsmede de rang van de ambtenaar, aldus de toelichting. Ook de executieve status van de ambtenaar is volgens die toelichting gewaarborgd. Verwezen wordt in dat verband naar artikel 99i, tweede lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie. Er is dan ook geen grond om aan te nemen dat appellant negatieve (financiële) gevolgen zal ondervinden van het bestreden besluit (vergelijk de uitspraak van 25 augustus 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:3173).
4.8.
Het hoger beroep slaagt niet, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van P.W.J. Hospel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 januari 2017.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) P.W.J. Hospel

HD