Uitspraak
16 februari 2015, 14/3321 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin het beroep tegen een besluit van de korpschef van de Politie ongegrond werd verklaard. Appellante was aangesteld in tijdelijke dienst in een functie binnen de regionale eenheid Midden-Nederland en had bezwaar gemaakt tegen de toekenning van en overgang naar een LFNP-functie. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de korpschef de Regeling en de transponeringstabel analoog mocht toepassen op appellante, ondanks dat de Regeling niet expliciet beschrijft hoe de omzetting van een oude korpsfunctie naar een LFNP-functie moet plaatsvinden na 1 januari 2012. De Raad stelt vast dat de korpschef niet onjuist heeft gehandeld door de regels van voor 1 januari 2012 ook voor nieuwe aanstellingen toe te passen. Appellante's argument dat de analoge toepassing een wijziging van de Regeling inhoudt, wordt verworpen. De Raad concludeert dat de korpschef op een consistente manier heeft gehandeld, wat in lijn is met de doelstellingen van de Regeling. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.