ECLI:NL:CRVB:2016:614
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak inzake afwijzing aanvraag woningaanpassing op grond van de Wmo met betrekking tot handgrepen bij traplift
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedateerd 24 februari 2016, wordt de afwijzing van een aanvraag om woningaanpassing op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) besproken. De aanvraag betrof het plaatsen van zes handgrepen bij een traplift in de woning van appellant. Het college van burgemeester en wethouders van Leiden had de aanvraag afgewezen, stellende dat de gevraagde handgrepen algemeen gebruikelijk zijn en dus niet voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank Den Haag had het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
Appellant stelde in hoger beroep dat hij de handgrepen nodig heeft om op een verantwoorde wijze gebruik te kunnen maken van de traplift, en dat deze handgrepen aan bijzondere voorwaarden moeten voldoen gezien zijn beperkingen. De Raad oordeelt dat er in de eerdere procedures geen medisch onderzoek is verricht en dat het college geen stukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat door een deskundige is beoordeeld of appellant zonder handgrepen veilig gebruik kan maken van de traplift. Dit gebrek in het besluit leidt de Raad tot de conclusie dat er geen zorgvuldig onderzoek heeft plaatsgevonden en dat niet alle relevante vragen zijn beantwoord.
De Raad draagt het college op om binnen zes weken de gebreken in het besluit van 11 december 2012 te herstellen, zodat de aanvraag om de woningaanpassing opnieuw kan worden beoordeeld. Deze uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met J. Brand als voorzitter en M.F. Wagner en R.H. de Bock als leden, en is openbaar uitgesproken op 24 februari 2016.