ECLI:NL:CRVB:2015:87

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 januari 2015
Publicatiedatum
21 januari 2015
Zaaknummer
13-2516 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag voor elektrisch uitschuifbare trede voor camper op grond van Wmo

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland. De appellante, die lijdt aan Multiple Sclerose en mobiliteitsbeperkingen ervaart, had een aanvraag ingediend voor een elektrisch uitschuifbare trede voor haar camper om het hoogteverschil bij het in- en uitstappen te overbruggen. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Enschede, die oordeelden dat een losse opstap een adequate en algemeen gebruikelijke voorziening is. De rechtbank heeft deze afwijzing bevestigd.

De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder het feit dat appellante met haar echtgenoot en hun rolstoelgebonden zoon vaak met de camper reist. De Raad concludeert dat de losse opstap, hoewel niet ideaal, voldoende is voor appellante om in en uit de camper te stappen. De Raad volgt de rechtbank in het oordeel dat de gevraagde voorziening niet noodzakelijk is, omdat de losse opstap als algemeen gebruikelijk wordt beschouwd. De Raad wijst erop dat de wetgeving en de verordening van de gemeente Enschede bepalen dat voorzieningen alleen worden verstrekt als ze langdurig noodzakelijk zijn en niet algemeen gebruikelijk zijn.

De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

13/2516 WMO
Datum uitspraak: 21 januari 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland van
29 maart 2013, 12/4769 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Enschede (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft haar echtgenoot [naam echtgenoot] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 november 2014. Appellante is verschenen vergezeld van haar echtgenoot. Het college heeft zich met bericht niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante heeft mobiliteitsbeperkingen ten gevolge van Multiple Sclerose. Op grond van het bepaalde bij en krachtens de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) beschikt zij over een pas voor collectief vervoer (CVV-Pas). Appellante voorziet in haar lokale vervoersbehoefte door het gebruik van een camper. Appellante en haar echtgenoot zijn vaak onderweg met hun meervoudig gehandicapte rolstoelgebonden zoon. Appellante ondervindt belemmeringen bij het gebruik van de camper omdat deze een 45 centimeter hoge opstap heeft. Appellante kan slechts 20 centimeter overbruggen.
1.2.
Appellante heeft een aanvraag gedaan voor, onder meer, een voorziening op grond van de Wmo voor haar camper om daarmee het hoogteverschil te kunnen overbruggen bij het in- en uitstappen. Meer in het bijzonder heeft zij gevraagd om een elektrisch uitschuifbare trede. Bij dezelfde aanvraag heeft zij verzocht om toekenning van een scootmobiel. De aanvraag voor de voorziening aan de camper heeft het college afgewezen bij besluit van 12 augustus 2011. Bij afzonderlijk besluit van gelijke datum is appellante een scootmobiel toegekend.
1.3.
Bij besluit van 29 december 2011 is het bezwaar van appellante ongegrond verklaard omdat zij gebruik kan maken van een losse opstap, hetgeen wordt aangemerkt als een algemeen gebruikelijke voorziening in de zin van artikel 1.4, aanhef en onder b, van de toepasselijkeVerordening individuele voorzieningen Wmo van de gemeente Enschede (Verordening). Subsidiair heeft het college zich op het standpunt gesteld dat appellante met de haar toegekende voorzieningen, CVV-pas en scootmobiel, voldoende in haar beperkingen is gecompenseerd.
2. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard en daartoe overwogen dat zij het college volgt in het standpunt dat een losse opstap voor appellante een algemeen gebruikelijke voorziening is als bedoeld in de Verordening. Het is de rechtbank op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting niet aannemelijk geworden dat appellante met een losse uitstap niet in en uit de camper kan stappen.
3. Appellante kan zich niet verenigen met de aangevallen uitspraak en heeft daartegen aangevoerd dat een losse opstap niet voldoet. Om uit te kunnen stappen moet de echtgenoot van appellante uit de camper om een losse opstap voor de deur van appellante te plaatsen. In die tijd kan hij geen toezicht houden op de zoon, hetgeen onwenselijk is. Ook worden de maatschappelijke participatie en zelfstandigheid van appellante onnodig beperkt omdat zij niet zelfstandig kan bepalen wanneer zij in- of uitstapt.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad is met de rechtbank van oordeel dat het college de gevraagde voorziening terecht heeft afgewezen. Uit het rapport Zorgloket WMO en parkeervoorzieningen van
30 juni 2011 blijkt dat appellante bij het gebruik van de camper steeds in gezelschap is van haar echtgenoot. De echtgenoot van appellante is gewend om haar te helpen bij het in- en uitstappen van de camper met behulp van de losse opstap. Ter zitting hebben appellante en haar echtgenoot toegelicht welke tekortkomingen zij ervaren bij het gebruik van een losse opstap. De Raad begrijpt uit deze toelichting dat het gebruik van een losse opstap complicaties kent en ongemakken met zich meebrengt. De Raad is echter uit de toelichting niet gebleken van onoverkomelijke problemen voor appellante zelf, dan wel in de toezichtsrelatie tot haar zoon. De losse opstap is daarom terecht door het college aangemerkt als adequate voorziening.
4.2.
Artikel 1.3, aanhef en onder b, van de Verordening houdt in dat een voorziening slechts kan worden verstrekt indien deze - langdurig - noodzakelijk is.
4.3.
Ingevolge artikel 1.4, aanhef en onder b van de Verordening wordt een voorziening niet toegekend indien de voorziening voor een persoon als belanghebbende algemeen gebruikelijk is. Volgens artikel 1.1, aanhef en onder c, van de Verordening wordt verstaan onder algemeen gebruikelijk:
ʻʻnaar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon behorend.ʼʼ
4.4.
Volgens vaste rechtspraak van de Raad is de strekking van voornoemde bepalingen te voorkomen dat een voorziening wordt verstrekt waarvan, gelet op de omstandigheden van de betrokkene, aannemelijk is te achten dat deze daarover zou (hebben kunnen) beschikken als hij niet beperkt zou zijn geweest.
4.5.
Een opstapje kan volgens vaste rechtspraak van de Raad, onder meer neergelegd in de uitspraken van de Raad van 17 november 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BK5657 en
14 juli 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BN1265, worden aangemerkt als een algemeen gebruikelijke voorziening. Niet is gebleken dat dit in de situatie van appellant anders is. Van omstandigheden waaruit zou blijken dat appellante niet over een opstapje zou (hebben kunnen) beschikken is niet gebleken.
4.6.
Weliswaar heeft appellante geen los opstapje aangevraagd, als bedoeld in artikel 1.4, aanhef en onder b, van de Verordening, maar een elektrisch uitschuifbare trede, maar uit 4.1 tot en met 4.5 volgt dat appellante wel van een los opstapje gebruik kan maken en dat zij daarover zou moeten kunnen beschikken, zodat er geen noodzaak is om de aangevraagde voorziening toe te kennen.
4.7.
Dit betekent dat het hoger beroep niet slaagt.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en A.J. Schaap en
G. van Zeben-de Vries als leden, in tegenwoordigheid van D. van Wijk als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 januari 2015.
(getekend) R.M. van Male
(getekend) D. van Wijk
nk