ECLI:NL:CRVB:2016:5007
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens verzwegen onroerende zaken en bankrekening in Paraguay
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering van appellante, die sinds 6 november 2008 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Schiedam ontving op 21 augustus 2013 een fraudemelding dat appellante onroerende zaken op haar naam had staan en een bankrekening in Paraguay. Hierop heeft het college een onderzoek ingesteld, waarbij bleek dat appellante twee woningen in Paraguay bezat en een aanzienlijke storting op een rekening had ontvangen. Ondanks verzoeken om aanvullende informatie heeft appellante niet alle gevraagde gegevens overgelegd, wat leidde tot de intrekking van haar bijstand per 17 januari 2011 en de terugvordering van € 38.527,02. De rechtbank verklaarde de beroepen tegen de besluiten van het college ongegrond, waarna appellante in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraken, oordelend dat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden en niet had aangetoond dat zij recht op bijstand had in de relevante periode. De Raad oordeelde dat het college terecht de bijstand had ingetrokken en de kosten had teruggevorderd, en dat appellante niet kon aantonen dat er dringende redenen waren om van terugvordering af te zien.