Uitspraak
13 maart 2015, 13/2187 en 13/2188 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
OVERWEGINGEN
- Binnen [naam stichting] is het beleid dat het aanbieden van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd alleen mogelijk is wanneer een docent bevoegd is;
- Contracten voor bepaalde tijd zijn dan ook bedoeld om die medewerkers die nog niet bevoegd zijn de mogelijkheid te geven tijdens de duur van de contracten voor bepaalde tijd deze bevoegdheid te halen;
- Bij het aanbieden van contracten voor bepaalde tijd speelt de Wet Flex en zekerheid een belangrijke rol. Deze wet bepaald namelijk dat een werkgever een medewerker slechts driemaal een contract voor bepaalde tijd mag bieden. Het daaropvolgende contract dient een contract voor onbepaalde tijd te zijn;
- Andere voorwaarden voor het aanbieden van een contract voor onbepaalde tijd is het goed functioneren van docenten en natuurlijk de leerlingaantallen;
- Wanneer wij de bovenstaande uitgangspunten op jou van toepassing brengen houdt het in dat wij je nog twee jaar een contract voor bepaalde tijd mogen aanbieden;
- Binnen deze periode dien jij je bevoegdheid te halen;
- Alvorens te besluiten je voor het komende jaar een overeenkomst voor bepaalde tijd aan te bieden ontvang ik dan ook graag een studieplanning voor de komende twee jaar waaruit blijkt hoe jij de komende twee jaar je bevoegdheid gaat halen;
- Naar aanleiding van deze planning zal ik een aantal evaluatiemomenten vastleggen om samen de voortgang door te spreken;
(…)”.
Je hebt in het gesprek aangegeven dat dit voor jou betekent dat jij zaken in je leven anders in wilt gaan vullen en de studie docent Duits niet gaat oppakken. De belasting van die studie in
2 jaar is te groot en legt een te grote wissel op de gezondheid. Ik heb je in het gesprek aangegeven dat door jouw keuze er voor jouw geen toekomst op [naam stichting] is en dat jou dan ook per 1 augustus 2012 geen nieuw contract wordt aangeboden. Dit alles heeft te maken dat wij als voorwaarde voor een vast dienstverband de verplichting hebben dat medewerkers in het bezit zijn van een lesgevende bevoegdheid. Je hebt aangegeven het huidige schooljaar af te maken en zich naast de lessen vooral te richten op het op orde krijgen van het PTA Duits en de organisatie van het mondelinge PTA klas 4 in Duitsland. (…)”.
Op het moment dat er duidelijkheid kwam over het niet verlengen van mijn tijdelijke dienstverband, heeft het traject een warme overdracht gekregen van bedrijfsarts naar loopbaancoach (..) en van teamleider naar P&O functionaris (..). Hierin zijn zeer frequent afspraken gepland en is een degelijk plan opgebouwd. In de laatste 3 maanden van mijn werkperiode had ik elke week een gesprek in elk geval met één van de betrokken partijen.
Eind april heb ik gesolliciteerd naar de functie van [naam functie] , bij de [naam bedrijf] in [plaatsnaam] . Ik ben daar ook uitgenodigd voor een gesprek (26 april), maar afgewezen in de laatste ronde. (…). Na deze afwijzing is er in mijn traject samen besloten dat het richten op het zelfstandig ondernemerschap de volledige aandacht zou moeten krijgen. Alle betrokken partijen vonden de plannen en ondernomen acties goed en achtten de kans van slagen groot. Vanaf dat moment is hierop ingezet.
(…)”.
3 september 2012 een WW-uitkering toegekend, gebaseerd op een gemiddeld verlies van 22,12 arbeidsuren per week. Voorts vermeldt dit besluit dat werkneemster naast het werk waaruit zij werkloos is geworden gemiddeld 13,19 uur per week als zelfstandige werkte.
2 augustus 2012 herzien, omdat geen rekening is gehouden met gewerkte uren als zelfstandige. De volgens het Uwv over de periode van 2 augustus 2012 tot en met
26 oktober 2012 te veel ontvangen uitkering, ten bedrage van € 2.101,20, is teruggevorderd.
1. De werknemer voorkomt dat hij:
(…)
b. werkloos is of blijft, doordat hij:
(…)
3o door eigen toedoen geen passende arbeid behoudt;
(…)
2. De werknemer is verwijtbaar werkloos geworden indien:
(…)
b. de dienstbetrekking is beëindigd door of op verzoek van de werknemer
zonder dat aan de voortzetting ervan zodanige bezwaren waren
verbonden, dat deze voortzetting redelijkerwijs niet van hem kon worden
gevergd.
3. Als passende arbeid, bedoeld in het eerste lid, wordt beschouwd alle arbeid die voor de krachten en bekwaamheden van de werknemer is berekend, tenzij aanvaarding om redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van hem kan worden gevergd. (…)
7. Het tweede en zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing met betrekking tot het eerste lid, onderdeel b, onder 3o, waarbij voor de overeenkomstige toepassing van het tweede lid, onderdeel b, voor «de dienstbetrekking is beëindigd» mede wordt gelezen: de arbeid niet is
beëindigd of niet voortgezet.
21 en 38 uur per week. Deze gegevens zijn niet meer in geschil tussen partijen.
niet-verzekeringsplichtige werkzaamheden verrichtte, het recht op uitkering pas in zoverre wordt beëindigd als de werknemer deze niet-verzekeringsplichtige werkzaamheden uitbreidt. Om vast te stellen of sprake is van een uitbreiding van die werkzaamheden dient de omvang ervan te worden berekend. Daarbij wordt uitgegaan van het gemiddeld aantal uren per week dat de werknemer niet-verzekeringsplichtige werkzaamheden verrichte in de periode van
26 kalenderweken onmiddellijk voorafgaand aan het intreden van het arbeidsurenverlies (de periode waarover ook de gemiddeld als werknemer gewerkte arbeidsuren worden berekend). Gedurende dit aantal uren kan de werkloze werknemer per kalenderweek
niet-verzekeringsplichtige werkzaamheden verrichten, zonder dat dit van invloed is op zijn uitkering. De strekking van dit beleid is om degene die naast de dienstbetrekking waaruit hij werkloos is geworden als zelfstandige heeft gewerkt, zoveel mogelijk in dezelfde positie te brengen als degene die twee dienstbetrekkingen heeft gecombineerd. De Raad heeft al vaker geoordeeld, bijvoorbeeld in de uitspraak van 23 augustus 2006 (ECLI:NL:CRVB:2006:AY7084), dat dit beleid niet onaanvaardbaar is.
1 december 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BO6297). Voorts heeft appellante het loon van werkneemster tijdens haar arbeidsongeschiktheid doorbetaald, zodat in die periode geen sprake was van arbeidsurenverlies (zie de uitspraak van 23 augustus 2006, ECLI:NL:CRVB:2006:AY7084). Aldus is in overeenstemming met het beleid een representatief beeld verkregen van het aantal uren dat werkneemster als zelfstandige werkte naast haar dienstbetrekking en is er geen aanleiding om voor de berekening van het aantal vrij te laten uren van een andere periode uit te gaan dan de periode van 26 kalenderweken voor
1 augustus 2012. Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat werkneemster haar werkzaamheden als zelfstandige in de periode dat zij weer 50% arbeidsgeschikt was, derhalve voor circa 11 uur per week, niet heeft verricht naast haar hervatte werkzaamheden als docente. De uren als zelfstandige zijn daarom in deze periode terecht aangemerkt als vrij te laten uren. Ditzelfde geldt voor de uren als zelfstandige in de periode na 3 juni 2012. Daarbij is van belang dat werkneemster in die periode niet was vrijgesteld van haar werkzaamheden als docente, zodat ervan uitgegaan moet worden dat zij de werkzaamheden als zelfstandige ook in die periode feitelijk naast haar werkzaamheden in dienstbetrekking verrichte.
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak.
- wijst het verzoek om veroordeling van het Uwv tot schadevergoeding af.