Naar aanleiding van een rechtmatigheidsonderzoek, waaruit naar voren kwam dat appellante een kenteken op naam had staan met vermoedelijk een hogere waarde dan de voor appellante van toepassing zijnde grens voor het vrij te laten vermogen, alsmede dat zij in 2012 drie dagen een nieuwe Toyota Aygo op haar naam heeft gehad, heeft een projectmedewerker van de gemeente Leeuwarden een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de aan appellante verleende bijstand. In dat kader heeft de projectmedewerker gegevens geraadpleegd van de Rijksdienst Wegverkeer. Daaruit kwam naar voren dat in de periode van 15 september 2008 tot 20 mei 2011 een Ford Ka op naam van appellante heeft gestaan, van
11 april 2012 tot 13 april 2012 een Toyota Aygo en van 18 mei 2011 tot 9 februari 2013 een Ford Fiesta. Het college heeft hiervan eerder geen meldingen van appellante ontvangen. Appellante is vervolgens opgeroepen voor een gesprek onder medeneming van gegevens, waaronder bankafschriften en bewijzen van aankoop en tenaamstelling van de auto’s. Het gesprek met appellante heeft op 11 juli 2013 plaatsgevonden. Op 23 juli 2013 en 12 augustus 2013 heeft appellante desgevraagd (nadere) gegevens overgelegd, waaronder een verklaring van haarzelf, waarin zij onder meer vermeldt dat de Ford Fiesta door [naam 1] (Z), een vriend van haar moeder, is betaald, een verklaring van Z van 18 mei 2011, waarin onder meer staat dat Z de Ford Fiesta cadeau heeft gedaan aan appellante, een aankoopbon van Z van de Ford Fiesta, een brief waaruit blijkt dat appellante de Toyota Aygo heeft gewonnen in de Postcodeloterij, een vrijwaringsbewijs van de Toyota Aygo en bankafschriften over de periodes van 19 mei 2011 tot en met 24 december 2012 en 27 maart 2013 tot en met 8 juli 2013. Uit de overgelegde bankafschriften kwam naar voren dat op 25 augustus 2011,
2 december 2011 en 25 januari 2012 bijschrijvingen van elk € 10.000,- op de bankrekening van appellante hebben plaatsgevonden afkomstig van de bankrekening van de
“Erven [naam 2] en [naam 3] ”. Op 22 augustus 2013 heeft opnieuw een gesprek met appellante plaatsgevonden. Appellante is vervolgens bij brieven van
3 september 2013 en 24 september 2013 in de gelegenheid gesteld om gegevens over te leggen, waaronder bewijs dat zij het totaalbedrag van € 30.000,- heeft terugbetaald aan haar moeder en bewijs dat de overschrijvingen door haar moeder van drie keer € 10.000,- op haar rekening abusievelijk zijn gedaan. Appellante heeft op 20 september 2013 onder meer een verklaring van haar moeder overgelegd, waarin staat dat appellante het totaalbedrag van
€ 30.000,- in contanten heeft terugbetaald. Op 15 oktober 2013 is uit informatie van SUWINET en de Belastingdienst gebleken dat appellante op 7 juni 2012 een bankrekening bij ING en op 14 december 2012 een bankrekening bij Regiobank op haar naam heeft gekregen die niet bekend waren bij het college. Het betrof zogeheten en/of-rekeningen met Z, waarop eind 2012 een totaalsaldo van € 69.510,- stond. De bevindingen van het onderzoek zijn neergelegd in een rapport van 3 december 2013.