In deze zaak hebben eisers, een eiser en een eiseres, beroep ingesteld tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder, waarbij hun recht op bijstand over een bepaalde periode is ingetrokken en terugvordering van onterecht ontvangen bijstand is geëist. De rechtbank heeft op 16 juni 2023 uitspraak gedaan. De intrekking van de bijstand is gebaseerd op het feit dat eisers onverklaarbare bezittingen hadden, waaronder luxe artikelen en een aanzienlijke som contant geld. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in de periode van 5 februari 2016 tot 20 augustus 2020 beschikte over contanten en goederen waarvan de herkomst niet kon worden vastgesteld. Dit leidde tot de conclusie dat de inlichtingenplicht was geschonden, wat een rechtsgrond vormde voor de intrekking van de bijstand. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de terugvordering van de te veel betaalde bijstand terecht was, aangezien eisers geen gronden hadden ingebracht tegen de hoogte van de terugvordering. De rechtbank heeft het beroep van eisers ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk kregen in hun verzoek om de besluiten te vernietigen.