ECLI:NL:RBNHO:2023:8540

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 juni 2023
Publicatiedatum
28 augustus 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 2320
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en terugvordering van bijstand wegens onverklaard bezit van luxe artikelen en contanten

In deze zaak hebben eisers, een eiser en een eiseres, beroep ingesteld tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder, waarbij hun recht op bijstand over een bepaalde periode is ingetrokken en terugvordering van onterecht ontvangen bijstand is geëist. De rechtbank heeft op 16 juni 2023 uitspraak gedaan. De intrekking van de bijstand is gebaseerd op het feit dat eisers onverklaarbare bezittingen hadden, waaronder luxe artikelen en een aanzienlijke som contant geld. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in de periode van 5 februari 2016 tot 20 augustus 2020 beschikte over contanten en goederen waarvan de herkomst niet kon worden vastgesteld. Dit leidde tot de conclusie dat de inlichtingenplicht was geschonden, wat een rechtsgrond vormde voor de intrekking van de bijstand. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de terugvordering van de te veel betaalde bijstand terecht was, aangezien eisers geen gronden hadden ingebracht tegen de hoogte van de terugvordering. De rechtbank heeft het beroep van eisers ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk kregen in hun verzoek om de besluiten te vernietigen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/2320

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 juni 2023 in de zaak tussen

[eiser], eiser, en [eiseres], eiseres, uit [plaats 1], samen te noemen eisers

(gemachtigde: mr. R.H. Bouwman),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder, verweerder

(gemachtigde: R.J. Visser).

Procesverloop

In het besluit van 9 december 2021 heeft verweerder het recht op bijstand van eisers over de periode van 5 februari 2016 tot 20 augustus 2020 ingetrokken, omdat het recht op bijstand niet langer kon worden vastgesteld.
In het besluit van 13 december 2021 heeft verweerder de ten onrechte ontvangen bijstand over de periode van 21 augustus 2018 tot en met 20 augustus 2020 van eisers teruggevorderd. Dat betreft een bedrag van € 40.052,53.
In het besluit van 4 april 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij opgemerkt dat het intrekkingsbesluit voor eiseres alleen gelding heeft over de periode van 21 augustus 2018 tot 20 augustus 2020.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 5 januari 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. S.M. Ploegmakers (waarnemend voor gemachtigde). Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om eisers in de gelegenheid te stellen een verklaring in te brengen die getuige [getuige] bij de rechter-commissaris heeft afgelegd.
Eisers hebben deze verklaring en een verklaring van [naam 1], afgelegd bij de politie, in het geding gebracht.
Verweerder heeft in de aanvullende stukken geen aanleiding gezien voor een ander standpunt.
Partijen hebben, na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, niet te kennen gegeven prijs te stellen op een andere zitting. De rechtbank heeft het onderzoek vervolgens gesloten en uitspraak bepaald op heden.

Totstandkoming van de besluiten

1. Eiser ontving bijstand vanaf 20 februari 2014. Hij woonde toen bij zijn moeder in. Vanaf 1 april 2016 woont hij met zijn 2 dochters, die hij samen met eiseres heeft, op het adres [adres] in [plaats 2] Eiseres is per 21 augustus 2018 ook woonachtig op dat adres.
2. Op 20 augustus 2020 is eiser aangehouden op verdenking van rijden onder invloed. Hij bleek op dat moment € 15.400,- aan contanten bij zich te dragen. Daarnaast droeg hij een Rolex-horloge (met een geschatte waarde van € 8.000,- à € 9.000,-) en een gouden ketting (met een geschatte waarde van € 10.000,-). Er vindt vervolgens huiszoeking plaats en daarbij worden onder meer luxe artikelen (waaronder veel merkschoenen) aangetroffen (met een geschatte waarde van ruim € 28.000,-). De politie meldt dit als signaal in het RIEC. [1]
3. Naar aanleiding van dat signaal heeft verweerder een rechtmatigheidsonderzoek ingesteld. In dat kader is onder meer onderzoek verricht bij de RDW en vinden er op 1 april 2021 gesprekken met eiser en eiseres plaats. De conclusie van het onderzoek is dat eiser vanaf 5 februari 2016, toen voor een bedrag van € 4.500,- aan meubelen werd aangeschaft, structureel in het bezit was van contant geld, hij hier onder andere goederen van aankocht en onverklaarbare bezittingen had.
4. Op basis van de bevindingen uit het rechtmatigheidsonderzoek heeft verweerder de besluiten genomen, zoals onder het procesverloop weergegeven.

Beoordeling rechtbank

Hoorzitting
5. Eisers voeren aan dat zij niet de kans hebben gehad het bezwaar toe te lichten op een hoorzitting. De uitnodiging is alleen per mail aan het kantoor van gemachtigde gestuurd en heeft hemzelf niet bereikt.
6. Voor zover eisers hiermee hebben willen betogen dat de hoorplicht is geschonden, gaat dat niet op. De gemachtigde van eisers heeft aangegeven dat de uitnodiging hem niet heeft bereikt, omdat de receptie van zijn kantoor de mail niet aan hem heeft doorgestuurd. Dat ligt in zijn risicosfeer.

Standpunt eisers

7. Eisers voeren aan dat de goederen die zijn aangeschaft zijn betaald met gelden afkomstig uit de uitkering. In de periode van 2014 tot en met 2016 heeft eiser geld kunnen sparen omdat hij bij zijn moeder inwoonde en nagenoeg geen vaste lasten had. Volgens eisers heeft hij € 19.885,18 kunnen sparen en kan dit onderbouwd worden door de (opgenomen en niet teruggestorte) bedragen op de bankafschriften uit die jaren.
Eisers voeren verder aan dat het Rolex-horloge niet van eiser is, maar van een vriendin ([getuige]). Het behoort dus niet aan hem toe. De dure zonnebril had eiser al heel lang. Verder heeft eiser diverse goederen via Marktplaats aangeschaft en is niet alle ‘merkkleding’ echt.
De gouden ketting behoorde toe aan zijn overleden vader. Eiser heeft de ketting reeds lang in zijn bezit en had geen idee van de waarde. Door hiervan geen melding te doen heeft hij zijn inlichtingenplicht dan ook niet geschonden meent hij.
Met betrekking tot de op zijn naam staande auto’s voert eiser aan dat hij dat deed voor een vriend, [naam 1]. Deze vriend heeft dat ook verklaard.
Het contante geld, waarmee eiser is aangetroffen behoorde ook niet aan hem toe, maar hij kan er om veiligheidsredenen niet over verklaren.

Standpunt verweerder

8. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de aangetroffen contanten, goederen in de woning, sieraden en auto’s die op naam hebben gestaan als bezit van eisers aangemerkt moeten worden en dat de herkomst en financiering niet duidelijk is geworden. Hierdoor is de inlichtingenplicht geschonden als gevolg waarvan het recht op bijstand niet is vast te stellen. Dit levert een rechtsgrond in voor het intrekken en terugvorderen van onterecht verstrekte bijstand.

Oordeel van de rechtbank

Intrekking bijstand
9. Over de feiten (de aangetroffen contanten, sieraden, luxegoederen, op naam van eiser geregistreerde voertuigen) bestaat tussen partijen geen discussie. Evenmin bestaat discussie over het feit dat eisers geen melding hebben gemaakt bij verweerder van deze gelden en goederen. Eisers hebben echter betwist dat sprake is van bezittingen die in aanmerking genomen moeten worden voor de bijstand.
9.1
De rechtbank stelt vast dat het alleen eisers verklaring is dat hij in de periode dat hij bij zijn moeder inwoonde geen vaste lasten had en daarom veel geld heeft kunnen sparen. Dat eiser de contant opgenomen bedragen daadwerkelijk heeft gespaard, is zonder nadere onderbouwing – die ontbreekt – echter niet aannemelijk geworden. Nu geenszins is uitgesloten dat eiser de opgenomen bedragen anderszins heeft besteed, heeft verweerder terecht geconcludeerd dat eiser vanaf 5 februari 2016 beschikte over gelden waarvan de herkomst onduidelijk is gebleven.
9.2
Het gegeven dat een kentekenbewijs op naam van een betrokkene staat rechtvaardigt de vooronderstelling dat de auto bestanddeel vormt van het vermogen waarover hij beschikt of redelijkerwijs kan beschikken. [2] Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser deze vooronderstelling niet ontzenuwd. Uit het na de zitting in het geding gebrachte proces-verbaal van 13 april 2021 van het verhoor van [naam 1] komt naar voren dat eiser actief betrokken is geweest bij de aankoop van de auto’s, contant betaalde en dat hij ook gebruik maakte van deze auto’s, zelfs nadat de auto’s op naam van [naam 2] waren gezet. Bij de onderhavige aanhouding beschikte eiser ook over de auto.
9.3
Ten aanzien van de gouden ketting, waarvan eiser stelt dat hij deze van zijn (inmiddels overleden) vader heeft gekregen, overweegt de rechtbank dat de omstandigheid dat eiser stelt niet te hebben geweten wat de waarde van de ketting was, niet betekent dat hij geen melding van dit bezit had moeten maken. Het zou dan aan verweerder zijn geweest te bepalen of de waarde een belemmering voor het verstrekken van bijstand zou zijn geweest.
9.4
Ten aanzien van het Rolex-horloge, dat eiser droeg ten tijde van de aanhouding, heeft hij de verklaring ingebracht van [naam 3], die zij op 6 september 2022 bij de rechter-commissaris heeft afgelegd. Daarin verklaart [naam 3] dat eiser het horloge had om schakels te doen verwijderen, omdat het horloge te ruim was voor haar. Het verwijderen van schakels is een eenvoudige handeling, die weinig tijd in beslag neemt. Daarmee is dan ook geen verklaring gegeven hoe lang eiser het horloge al in zijn bezit had noch waarom hij het op het tijdstip van de aanhouding om zijn pols droeg. Vast staat dat hij over het horloge beschikte. Verweerder heeft geen nader onderzoek gedaan naar de herkomst en eigendom van het horloge noch de waarde. Vooralsnog moet ervan uitgegaan worden dat het eigendom daarvan aan [naam 3] toebehoort. Dit horloge moet daarom buiten beschouwing worden gelaten.
9.5
Dat de overige luxegoederen niet veel waarde zouden vertegenwoordigen, omdat het zou gaan om (deels) namaakartikelen kan niet worden gevolgd. Niet alleen blijkt uit de foto’s dat deze goederen zijn voorzien van bijbehorende dozen en tassen, ook heeft eiser geen facturen overgelegd waaruit zijn stelling blijkt. Eiser heeft voor zijn stelling dat het namaakartikelen betreft geen enkele onderbouwing geleverd.
9.6
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verweerder op goede gronden heeft aangenomen dat eiser(s) beschikte(n) over gelden en bezittingen met een aanzienlijke waarde, ook als het bezit van het Rolex-horloge buiten beschouwing wordt gelaten. Vaststaat dat eisers geen melding gemaakt hebben van hun bezittingen. Daarmee is gegeven dat zij de inlichtingenplicht hebben geschonden.
9.7
Uit het voorgaande volgt dat verweerder de bijstand van eiser terecht heeft ingetrokken over de periode van 5 februari 2016 tot en met 20 augustus 2018 en de bijstand van eisers terecht heeft ingetrokken over de periode van 21 augustus 2018 tot 20 augustus 2020
,omdat het recht op bijstand over die periode niet kon worden vastgesteld.
Terugvordering bijstand
10. Nu hiervoor is geconcludeerd dat verweerder terecht tot intrekking van de bijstand is overgegaan over de periode van 5 februari 2016 tot en met 20 augustus 2020, en dat dit het gevolg is van een schending van de inlichtingenplicht, was verweerder gehouden tot terugvordering van de te veel betaalde bijstand over te gaan.
10.1
Eisers hebben geen gronden ingebracht tegen de (hoogte van de) terugvordering. Evenmin zijn dringende redenen aangevoerd die zouden moeten leiden tot matiging van de terugvordering.

Conclusie

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. J.H. Bosveld, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 juni 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Regionaal Informatie- en Expertise Centrum