Uitspraak
31 oktober 2014, 14/1587 en 14/1589 (uitspraak 1), en 10 december 2015, 15/770 en 15/771 (uitspraak 2)
OVERWEGINGEN
€ 2.580,-. Voor appellant is de opgelegde boete verlaagd naar € 1.880,- onder toekenning van vergoeding van kosten van bezwaar. Verder zijn de bezwaren over de terugvordering ongegrond verklaard, onder overweging dat geen sprake is van een reden om af te zien van de terugvordering en dat de sociale en financiële omstandigheden van appellanten zich niet verzetten tegen volledige terugvordering.
november 2013 ingeleverde formulieren ‘Onderzoek woonsituatie’ sinds 1998. Appellant komt regelmatig bij appellante. Achter de woning van appellante heeft appellant een opslag, waar alle materialen liggen die appellant heeft gebruikt voor zijn hoveniersbedrijf. Ook heeft appellant een moestuin bij de woning van appellante. Appellant heeft de bedoeling gehad na zijn pensioen weer met appellante te gaan samenwonen. Verder is van belang dat appellanten samen op bezoek gaan bij familie en vrienden en dat appellant sinds haar ziekte appellante ondersteunt. Appellant heeft de sleutel van appellantes woning en appellante heeft verklaard dat appellant meerdere malen per week bij haar overnacht. Ook eten zij dan samen. Tot slot is in aanmerking genomen dat beide woningen eigendom zijn van appellante en dat appellant geen huur betaald, waardoor sprake is van financiële verstrengeling. In deze omstandigheden kan niet worden gezegd dat appellanten een eigen leven leiden als waren zij niet gehuwd.
5 november 2010 (ECLI:NL:CRVB:2010:BO3352), moet het door de Svb ter zake gevoerde beleid aangemerkt worden als een buitenwettelijk, begunstigend beleid. Naar vaste rechtspraak dient een dergelijk beleid door de bestuursrechter terughoudend te worden getoetst. Dit houdt in dat de aanwezigheid en de toepassing van dat beleid als een gegeven wordt aanvaard met dien verstande dat wordt getoetst of een zodanig beleid op consistente wijze is toegepast.
AOW-pensioen voor alleenstaanden. Zoals eerder is geoordeeld (uitspraak van de Raad van 21 juli 2015, ECLI:NL:CRVB:2016:3024) brengt dit niet mee dat de schending van de informatieverplichting ook in deze gedingen voor de opgelegde boetes zonder meer een vaststaand gegeven is. Daarover dient bij betwisting, evenals over de feiten, een zelfstandig oordeel te worden gegeven. Dit uitgangspunt bij de waardering van het bewijsmateriaal bij een opgelegde boete kan met zich brengen dat de bestuursrechter bepaalde feiten, die bij beantwoording van de vraag of sprake is van schending van de informatieverplichting als vaststaand hebben te gelden, in het kader van de toetsing van een met de schending van de inlichtingenverplichting direct samenhangende bestuurlijke boete, niet als vaststaand mag aannemen, omdat het bewijsmateriaal daarvoor niet overtuigend genoeg is.
1 januari 2013 onverschuldigd zijn betaald, dient de boete te worden vastgesteld op 25% van het benadelingsbedrag. Wat betreft het tijdvak voor 1 januari 2013 dient de Svb haar beleid bij verminderde verwijtbaarheid toe te passen.
BESLISSING
- vernietigt de uitspraken 1 en 2, voor zover deze betrekking hebben op de herziening, de terugvordering en de boetes;
- vernietigt de bestreden besluiten 1 tot en met 4 in zoverre;
- draagt de Svb op in zoverre nieuwe besluiten op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat beroep tegen die besluiten slechts bij de Raad kan worden ingesteld;
- veroordeelt de Svb in de proceskosten van appellanten tot een bedrag van € 2.232,- per persoon;
- bepaalt dat de Svb aan appellanten het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 426,- vergoedt.