ECLI:NL:CRVB:2016:3483

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 september 2016
Publicatiedatum
20 september 2016
Zaaknummer
15/6559 AW-W
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om wraking van mr. K.J. Kraan in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. K.J. Kraan, de behandelend rechter in een herzieningsprocedure. De wraking is aangevraagd naar aanleiding van een zitting op 7 juli 2016, waar verzoeker aanwezig was, maar het college van bestuur van de Universiteit van Amsterdam niet. Verzoeker stelde dat mr. Kraan vooringenomen was omdat hij het college niet had opgeroepen om te verschijnen, ondanks dat het college niet had gereageerd op het herzieningsverzoek. De Centrale Raad van Beroep heeft het verzoek om wraking afgewezen, omdat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid of vooringenomenheid van mr. Kraan kon worden vastgesteld. De Raad oordeelde dat de beslissing om het college niet op te roepen een procedurele beslissing was en dat wraking niet bedoeld is als rechtsmiddel tegen dergelijke beslissingen. De Raad concludeerde dat mr. Kraan zich ter zitting niet zodanig had uitgelaten dat er aanleiding was om aan zijn onpartijdigheid te twijfelen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer op 16 september 2016.

Uitspraak

15/6559 AW-W
Datum uitspraak: 16 september 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Beslissing op het verzoek om wraking gedaan door
[Verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van
15 september 2011, 10/6958 AW (ECLI:NL:CRVB:2011:BT6210), in het geding tussen verzoeker en het college van bestuur van de Universiteit van Amsterdam (college).
Op 19 april 2016 heeft de griffier van de Raad aan partijen meegedeeld dat het geding tussen verzoeker en het college zal worden behandeld ter zitting van 7 juli 2016 door
mr. drs. M.T. Boerlage. Bij brief van 1 juni 2016 zijn partijen geïnformeerd dat de samenstelling van de kamer is gewijzigd en dat mr. K.J. Kraan de behandelend rechter is.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 juli 2016, waar verzoeker is verschenen. Het college heeft zich – met bericht – niet laten vertegenwoordigen.
Bij brief van 9 juli 2016 heeft verzoeker verzocht om wraking van mr. Kraan.
Mr. Kraan heeft schriftelijk meegedeeld niet in de wraking te berusten.
Verzoeker heeft toestemming verleend voor de afdoening van het wrakingsverzoek buiten zitting.

OVERWEGINGEN

1. Artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Blijkens de memorie van toelichting bij artikel 8:15 van de Awb is de strekking van het middel van wraking gelegen in het waken tegen inbreuken op de rechterlijke onpartijdigheid.
2. Verzoeker heeft aan zijn verzoek om wraking, samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. Volgens verzoeker is op de zitting duidelijk gebleken van vooringenomenheid van
mr. Kraan, nu hij het college niet heeft opgeroepen op de zitting te verschijnen terwijl het college ook niet heeft gereageerd op het herzieningsverzoek. Door geen gebruik te maken van zijn onderzoeksmogelijkheden heeft mr. Kraan vooringenomenheid getoond.
3.1.
Een wrakingsgrond moet zijn gelegen in feiten of omstandigheden die betrekking hebben op (de persoon van) de rechters die de zaak behandelen. Bij een beoordeling van een beroep op het ontbreken van de onpartijdigheid van de rechter dient voorts het uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing vormt voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is
(zie onder meer het arrest van de Hoge Raad van 21 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM9141).
3.2.
De beslissing om het college niet op te roepen ter zitting te verschijnen, ook al heeft het college geen gebruik gemaakt van de door de Raad geboden mogelijkheid op het herzieningsverzoek van verzoeker te reageren, is een zogeheten procedurele beslissing. Het is vaste rechtspraak (zie onder meer de uitspraak van 20 juli 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:2517) dat wraking niet is bedoeld als rechtsmiddel tegen procedurele beslissingen. Een dergelijke beslissing kan slechts leiden tot toewijzing van een wrakingsverzoek als daaruit blijkt van vooringenomenheid van de rechter die de beslissing heeft genomen. Het enkele feit dat
mr. Kraan het college niet heeft opgeroepen ter zitting te verschijnen, levert geen blijk van vooringenomenheid op.
3.3.
Uit het proces-verbaal van de zitting van 7 juli 2016, waarvan verzoeker te kennen heeft gegeven zich hierin goed te kunnen vinden, blijkt niet dat mr. Kraan aan het begin van de zitting te kennen heeft gegeven dat het herzieningsverzoek weer niet zou slagen dan wel dat verzoeker alleen maar bezig is met ‘herziening op herziening’ aan te vragen. Uit het
proces-verbaal van de zitting blijkt slechts dat mr. Kraan het toetsingskader van herzieningsverzoeken uiteen heeft gezet. Bovendien heeft hij toegelicht dat verzoeken om herziening niet gestapeld kunnen worden, zodat de Raad het verzoek om herziening van de uitspraak van 11 april 2013 (ECLI:NL:CRVB:2013:BZ6942) aanmerkt als een verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 15 september 2011 (ECLI:NL:CRVB:2011:BT6210). Tot slot heeft mr. Kraan toegelicht dat hij secuur zal kijken of in hetgeen verzoeker naar voren heeft gebracht, aanleiding bestaat om de uitspraak van
15 september 2011 te herzien. Gelet op deze gang van zaken valt niet in te zien dat mr. Kraan zich ter zitting zodanig heeft uitgelaten dat daaruit een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid of vooringenomenheid van mr. Kraan kan worden afgeleid.
3.4.
Uit 3.1 tot en met 3.3 volgt dat het verzoek om wraking van mr. Kraan moet worden afgewezen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om wraking af.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen als voorzitter en E.W. Akkerman en
G.M.G. Hink als leden, in tegenwoordigheid van P. Boer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 september 2016.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) P. Boer

SS