Uitspraak
29 juli 2015, 14/7779 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
24 april 2014 en hem per 27 mei 2014 weer geschikt geacht voor zijn laatst verrichte arbeid in de functie van allround distributiemedewerker. Vervolgens heeft het Uwv bij besluit van
20 mei 2014 vastgesteld dat appellant per 27 mei 2014 geen recht meer heeft op ziekengeld.
25 september 2014 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit ligt een rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 26 augustus 2014 en een rapport van dezelfde datum van een verzekeringsarts bezwaar en beroep ten grondslag.
13 mei 2014, de neurochirurg van 25 april 2012 en de verwijsbrief van de huisarts van
16 juli 2014 naar Spine & Joint Centre (ruim na de datum in geding) bij de beoordeling betrokken. Op grond van alle dossiergegevens alsmede de bevindingen tijdens de hoorzitting heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de conclusie van de verzekeringsarts onderschreven. In zijn rapport van 1 mei 2015 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep nader onderbouwd dat en waarom appellant geschikt wordt geacht voor zijn arbeid. Nu appellant in hoger beroep geen nieuwe medische gegevens heeft ingebracht, is er geen aanleiding aan de juistheid van het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep te twijfelen.
20 augustus 2012 ziek is geweest en dat nadien drie maal sprake is geweest van korte periodes van ziekte, voor het laatst van 4 februari 2014 tot en met 6 februari 2014.
BESLISSING
L.L. van den IJssel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
17 augustus 2016.