ECLI:NL:CRVB:2014:4361
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- O.L.H.W.I. Korte
- F. Hoogendijk
- H.D. Stout
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens niet woonachtig zijn op het uitkeringsadres
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant ontving vanaf 27 juli 2012 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en had gemeld dat hij woonachtig was op een bepaald uitkeringsadres. Echter, het college van burgemeester en wethouders van Deurne ontving op 16 oktober 2012 een melding van de verhuurder dat het uitkeringsadres onbewoond leek. Hierop heeft het college een onderzoek ingesteld, waarbij onder andere dossieronderzoek, waarnemingen en buurtonderzoek zijn verricht. De bevindingen leidden tot de conclusie dat appellant niet op het uitkeringsadres woonde, wat resulteerde in de intrekking van de bijstand en de terugvordering van € 7.148,03.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen het besluit van het college ongegrond. In hoger beroep heeft appellant betoogd dat het college ten onrechte waarde heeft gehecht aan de onderzoeksresultaten, met name het waterverbruik op het uitkeringsadres. De Raad oordeelde dat het college de last had om aannemelijk te maken dat appellant niet op het uitkeringsadres verbleef. De Raad concludeerde dat de onderzoeksresultaten, waaronder het extreem lage waterverbruik en de afwezigheid van levensmiddelen tijdens het huisbezoek, voldoende grondslag boden voor de conclusie dat appellant niet zijn hoofdverblijf had op het uitkeringsadres.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken. Appellant's argumenten over zijn leefstijl en de onbetaalde arbeid die hij verrichtte, werden verworpen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat de aangevallen uitspraak bevestigd werd.