Uitspraak
30 september 2014, 14/721, 14/725 en 14/726 (aangevallen uitspraak)
E.H. van den Brink.
OVERWEGINGEN
8 april 2010 geen recht heeft op ZW-uitkering en dat appellant het volgens het Uwv te veel betaalde bedrag aan ZW-uitkering van € 19.783,03 bruto, moet terugbetalen. Bij twee besluiten van eveneens 27 september 2013 heeft het Uwv bepaald dat appellant met ingang van 23 februari 2011 geen recht heeft op een WIA-uitkering en dat appellant over de periode van 23 februari 2011 tot en met 30 september 2012 een WIA-uitkering heeft ontvangen zonder dat hij daar recht op had, in totaal een bedrag van € 36.035,67 bruto, wat terug betaald dient te worden. De tegen de besluiten van 27 september 2013 gemaakte bezwaren heeft het Uwv ongegrond verklaard bij drie afzonderlijke beslissingen op bezwaar van 26 november 2013 (bestreden besluiten).
[broer] maar kort bestuurder is geweest en dat de echtgenote van appellant feitelijk als enige bestuurder van de stichting appellant opdrachten en aanwijzingen moest geven. Namens appellant is niet duidelijk gemaakt hoe dit in zijn werk ging terwijl de echtgenote niet altijd aanwezig was in verband met haar werkzaamheden voor [bedrijf] . Appellant heeft geen concrete informatie verstrekt over zijn werkzaamheden die te herleiden is tot een verifieerbare opdracht van het bestuur.