ECLI:NL:CRVB:2016:2328

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 juni 2016
Publicatiedatum
22 juni 2016
Zaaknummer
14-3357 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om herziening van een eerdere uitspraak in het kader van de AWBZ

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 juni 2016 uitspraak gedaan op een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 25 juni 2014. Het verzoek om herziening is ingediend door verzoekster, die niet is verschenen ter zitting, terwijl het Zorgkantoor VGZ Zorgkantoor B.V. zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. J.H.M. van Rijn. De Raad heeft vastgesteld dat het verzoek om herziening onredelijk laat is ingediend, meer dan een jaar na de bekendmaking van de uitspraak van 5 december 2012, waar het verzoek op betrekking heeft. De Raad heeft eerder geoordeeld dat een herzieningsverzoek niet kan worden ingediend tegen een herzieningsuitspraak, maar alleen tegen de oorspronkelijke uitspraak. Dit betekent dat verzoekster een nieuw verzoek om herziening heeft ingediend, dat niet voldoet aan de vereisten van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft geconcludeerd dat het verzoek om herziening niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat het niet tijdig is ingediend en er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn gepresenteerd die een herziening rechtvaardigen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

14/3357 AWBZ
Datum uitspraak: 22 juni 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 25 juni 2014,
13/53 AWBZ
Partijen:
[verzoekster] te [woonplaats] (verzoekster)
VGZ Zorgkantoor B.V. (Zorgkantoor)
PROCESVERLOOP
Namens verzoekster heeft [naam] bij brief van 5 juni 2014 verzocht om herziening van de uitspraak van 25 juni 2014, 13/53 AWBZ, ECLI:NL:CRVB:2014:2167.
Het Zorgkantoor heeft op dit verzoek om herziening gereageerd.
Verzoekster heeft nadere stukken ingediend.
Het verzoek om herziening is behandeld ter zitting van 18 november 2015. Van de zijde van verzoekster is niemand verschenen. Het Zorgkantoor heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.H.M. van Rijn.

OVERWEGINGEN

1.1.
Bij uitspraak van 5 december 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BY5209, heeft de Raad uitspraak gedaan op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 10 februari 2012, 11/152.
1.2.
Verzoekster heeft verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 25 juni 2014, waarbij afwijzend is beslist op het verzoek om de uitspraak van de Raad van 5 december 2012 te herzien.
1.3.
Zoals de Raad eerder heeft geoordeeld (o.a. de uitspraak van 11 maart 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BP7934) kan alleen van de oorspronkelijke uitspraak herziening worden verzocht en niet van een herzieningsuitspraak. Het verzoek om herziening moet dan ook worden opgevat als een nieuw verzoek om herziening van de oorspronkelijke uitspraak van 5 december 2012.
2.1.
Het verzoek om herziening heeft dus betrekking op een uitspraak van vóór de op
1 januari 2013 in werking getreden Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Stb. 2012, 682) waarbij wijzigingen in onder meer de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Beroepswet zijn aangebracht. Op grond van het overgangsrecht blijft dan, in verbinding met artikel 21 van de Beroepswet, artikel 8:88 van de Awb nog van toepassing op het verzoek om herziening.
2.2.
Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Awb kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak;
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn; en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
3.1.
Volgens vaste rechtspraak van de Raad (o.a. de uitspraak van 2 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1702) wordt vooropgesteld dat van degene die herziening vraagt van een uitspraak mag worden verlangd dat hij niet onredelijk lang wacht met de indiening van dat verzoek. Een onredelijk laat ingediend herzieningsverzoek moet niet-ontvankelijk worden verklaard.
3.2.
Een verzoek om herziening als het onderhavige wordt in de regel geacht onredelijk laat te zijn ingediend, indien het verzoek is ingediend meer dan een jaar nadat de indiener bekend is geworden met de daarin gestelde nieuwe feiten of omstandigheden dan wel, indien geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn gesteld, na de datum van openbaarmaking van de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht.
3.3.
Het verzoek om herziening bevat geen feiten of omstandigheden die in verband zijn te brengen met de uitspraak van 5 december 2012. Het verzoek om herziening is meer dan een jaar na openbaarmaking van de uitspraak van 5 december 2012 ingediend. Dat leidt tot het oordeel dat het verzoek om herziening onredelijk laat is ingediend.
4. Uit het hiervoor overwogene volgt dat het herzieningsverzoek niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzoek om herziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand als voorzitter en M.F. Wagner en R.H. de Bock als leden, in tegenwoordigheid van V. van Rij als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 juni 2016.
(getekend) J. Brand
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

UM