In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) niet-ontvankelijk verklaarde en het beroep tegen een ander besluit ongegrond verklaarde. Appellante had een aanvraag ingediend voor een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO) en was van mening dat de Svb ten onrechte geen vergoeding voor de kosten in bezwaar en proceskosten had toegekend. De Svb had de aanvraag aanvankelijk afgewezen omdat appellante had geweigerd een Canadees ouderdomspensioen aan te vragen, wat volgens de Svb noodzakelijk was om de hoogte van de AIO-aanvulling vast te stellen. De rechtbank oordeelde dat de Svb terecht had gesteld dat het Canadees ouderdomspensioen een voorliggende voorziening was en dat appellante niet tijdig had verzocht om vergoeding van de kosten in bezwaar. In hoger beroep heeft de Raad voor de Rechtspraak de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank geen aanleiding had om de Svb te veroordelen in de proceskosten, omdat de Svb op goede gronden had gehandeld. Echter, de Raad oordeelde dat de rechtbank niet had beslist op het verzoek om schadevergoeding, wat aanleiding gaf tot vernietiging van de aangevallen uitspraak. De Raad heeft het verzoek om schadevergoeding toegewezen, waarbij de Svb werd veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente over de na te betalen AIO-aanvulling over de periode van mei 2013 tot en met november 2014. Tevens werd de Svb veroordeeld in de proceskosten van appellante.