ECLI:NL:CRVB:2015:832
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- O.L.H.W.I. Korte
- W.F. Claessens
- Rechtspraak.nl
Vergoeding van materiële en immateriële schade na verlaging van bijstand en weigering bijzondere bijstand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vergoeding van materiële en immateriële schade die appellant heeft geleden als gevolg van onrechtmatig genomen besluiten tot verlaging van zijn bijstand en de weigering van bijzondere bijstand. Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. R. Lessy, heeft in hoger beroep gesteld dat hij recht heeft op volledige schadevergoeding, inclusief immateriële schade, die hij heeft geleden door de besluiten van het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers. De Raad heeft vastgesteld dat appellant in het verleden bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en dat zijn bijstand in 2008 en 2009 met 100% is verlaagd omdat hij niet meewerkte aan een re-integratietraject. In 2011 heeft het dagelijks bestuur besloten om de verlagingen ongedaan te maken, maar appellant heeft alsnog schadevergoeding geëist voor de geleden materiële en immateriële schade. De Raad heeft geoordeeld dat appellant met de vergoeding van € 2.216,03 voor materiële schade, naast de reeds betaalde wettelijke rente, niet te kort is gedaan. Wat betreft de immateriële schade heeft de Raad geoordeeld dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij geestelijk letsel heeft geleden als gevolg van de besluiten, en dat de rechtbank terecht het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond heeft verklaard. De uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant is bevestigd.