Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
€ 496,-;
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van een WW-uitkering van appellant door het Uwv. Appellant had een WW-uitkering aangevraagd na beëindiging van zijn dienstverband per 23 april 2013. Hij had echter in de periode van 9 mei 2013 tot en met 12 mei 2013 zonder toestemming van het Uwv werkzaamheden verricht als zelfstandig standhouder. Het Uwv heeft appellant een boete opgelegd wegens schending van de inlichtingenplicht, omdat hij deze werkzaamheden niet tijdig had gemeld. De rechtbank heeft het beroep van appellant gegrond verklaard en de boete verlaagd, maar het Uwv heeft in hoger beroep bevestigd dat appellant zijn inlichtingenplicht heeft geschonden. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat appellant zijn werkzaamheden als standhouder niet tijdig heeft gemeld, wat heeft geleid tot een onterecht ontvangen WW-uitkering. De Raad heeft de hoogte van de boete vastgesteld op € 130,-, in plaats van de eerder opgelegde € 730,-, en heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant.