Uitspraak
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die vanaf 24 februari 2009 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Op 25 oktober 2012 werd in zijn woning door het hennepteam van de gemeente Rotterdam 262 gram hennep en benodigdheden voor de kweek van hennepplanten aangetroffen. Naar aanleiding hiervan deed een fraudespecialist aangifte van diefstal van elektriciteit en werd er een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstand. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam besloot op 10 januari 2013 de bijstand van appellant over de periode van 7 juni 2012 tot en met 25 oktober 2012 in te trekken en de gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen, omdat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden door geen melding te maken van de hennepkwekerij.
Appellant ging in beroep tegen deze besluiten, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. In hoger beroep voerde appellant aan dat hij slechts voor eigen gebruik had gekweekt en dat hij dubbel gestraft werd, omdat hij ook strafrechtelijk was vervolgd. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de onderzoeksresultaten voldoende grondslag boden voor de conclusie dat appellant gedurende de in geding zijnde periode een hennepplantage had geëxploiteerd. De Raad stelde vast dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij uitsluitend voor eigen gebruik had gekweekt en dat hij zijn inlichtingenverplichting had geschonden. De Raad bevestigde de beslissing van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af.