ECLI:NL:CRVB:2016:1846
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep studiefinanciering en bewijs van woonadres
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had geoordeeld dat de minister ten onrechte de studiefinanciering van betrokkene had herzien op basis van een rapport van controleurs. Betrokkene stond van 30 december 2011 tot 14 februari 2014 ingeschreven op een brp-adres, maar de controleurs concludeerden dat zij vanaf 5 februari 2014 niet meer op dat adres woonde. De rechtbank oordeelde dat betrokkene tot 5 februari 2014 wel op het adres woonde en dat de minister de hardheidsclausule had moeten toepassen. In hoger beroep betoogde de minister dat de controleurs niet hadden vastgesteld dat betrokkene van 1 januari 2012 tot 5 februari 2014 op het brp-adres had gewoond. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat betrokkene niet onomstotelijk had bewezen dat zij in die periode op het brp-adres woonde. De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep ongegrond.