ECLI:NL:CRVB:2016:1490
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- J.P.M. Zeijen
- G. van Zeben-de Vries
- Rechtspraak.nl
Weigering Wajong-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid na zeer laattijdige aanvraag
In deze zaak gaat het om de weigering van een Wajong-uitkering aan appellant, die op 10 augustus 2011 een aanvraag indiende. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de risico's van een zeer laattijdige aanvraag voor rekening van de aanvrager komen. Appellant, geboren in 1975, heeft een autisme spectrum stoornis (PDD-NOS) en heeft in het verleden te maken gehad met psychische klachten en middelenmisbruik. De verzekeringsarts van het Uwv heeft vastgesteld dat appellant geen duurzame volledige arbeidsongeschiktheid heeft, maar wel beperkingen in zijn functioneren. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en de Centrale Raad bevestigt deze uitspraak. De Raad oordeelt dat de FML (Functionele Mogelijkhedenlijst) van 12 september 2011 correct is vastgesteld en dat de geselecteerde functies passend zijn voor appellant. De Raad wijst erop dat de arbeidsdeskundige bij de berekening van het maatmaninkomen ten onrechte niet is uitgegaan van het opleidingsniveau van appellant, maar dat dit geen invloed heeft op de uitkomst van de zaak. De Raad concludeert dat appellant in staat is om meer dan 75% van zijn maatmaninkomen te verdienen en dat hij geen recht heeft op een Wajong-uitkering.