ECLI:NL:CRVB:2016:1484

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 april 2016
Publicatiedatum
22 april 2016
Zaaknummer
13/3566 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluiten van CIZ inzake indicatiestelling AWBZ

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de besluiten van het CIZ met betrekking tot de indicatiestelling onder de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). De uitspraak volgt op een eerdere tussenuitspraak van de Raad, waarin het CIZ was opgedragen nader onderzoek te verrichten. Het CIZ heeft dit onderzoek uitgevoerd en op basis daarvan twee herziene besluiten genomen. De appellant, die het niet eens was met de indicaties die door het CIZ waren vastgesteld, heeft zijn zienswijze ingediend en aanvullende stukken overgelegd ter onderbouwing van zijn standpunt dat de indicaties te laag waren. De Raad heeft de zorgvuldigheid van de besluitvorming van het CIZ beoordeeld en geconcludeerd dat het CIZ toereikend uitvoering heeft gegeven aan de tussenuitspraak. De Raad heeft vastgesteld dat de indicaties voor persoonlijke verzorging en begeleiding individueel voldoen aan de zorgvuldigheidseisen en dat de door appellant ingebrachte stukken niet voldoende onderbouwden dat de indicaties te laag waren. De Raad heeft het beroep tegen het bestreden besluit 3 ongegrond verklaard, maar heeft wel de eerdere besluiten 1 en 2 vernietigd. Tevens is CIZ veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 1.984,- bedragen. De uitspraak is openbaar gedaan op 20 april 2016.

Uitspraak

13/3566 AWBZ, 16/46 AWBZ, 16/47 AWBZ
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
23 mei 2013, 12/4587 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)

CIZ

Datum uitspraak: 20 april 2016.

PROCESVERLOOP

De Raad heeft in het geding tussen partijen een tussenuitspraak gedaan op 26 november 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3953 (tussenuitspraak).
CIZ heeft een medisch advies van 9 maart 2015 van L. Cornelissen-Houben, medisch adviseur bij CIZ, ingezonden.
Namens appellant heeft mr. M. Cortet, advocaat te Utrecht, bij brief van 26 maart 2015 een zienswijze ingediend en een nader stuk ingezonden.
De Raad heeft CIZ bij brief van 9 juni 2015 in de gelegenheid gesteld om het in de tussenuitspraak genoemde gebrek te herstellen door aanvullend onderzoek te verrichten.
CIZ heeft nader onderzoek verricht en op 22 oktober 2015 een herziene beslissing op bezwaar (bestreden besluit 2) genomen dat in de plaats komt van het bestreden besluit van 6 november 2012 (bestreden besluit 1).
Namens appellant is bij brief van 19 november 2012 een zienswijze ingediend en zijn nadere stukken ingezonden.
CIZ heeft op 10 december 2015 een herziene beslissing op bezwaar (bestreden besluit 3) genomen die in de plaats komt van bestreden besluit 2.
Bij brief van 13 januari 2016 heeft CIZ op verzoek van de Raad een toelichting gegeven op de motivering van het bestreden besluit 3.
Op grond van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt afgezien van een nader onderzoek ter zitting. Het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
CIZ heeft ter uitvoering van de tussenuitspraak nader onderzoek gedaan. Daarbij is een huisbezoek gebracht, is er gesproken met appellant en is er informatie ingewonnen bij de behandelende sector. Verder is kennis genomen van de nadere stukken die namens appellant zijn ingezonden. Het nadere onderzoek heeft geleid tot het bestreden besluit 2. Dit besluit komt in de plaats van bestreden besluit 1. Het onderzoek heeft tevens geleid tot bestreden besluit 3. Dat besluit komt in de plaats van bestreden besluit 2.
1.2.
Nu appellant zich niet kan vinden in de bestreden besluiten 2 en 3 wordt het beroep, gelet op de artikelen 6:19 en 6:24 van de Awb, geacht mede te zijn gericht tegen deze besluiten.
1.3.
Nu het om een indicatie gaat over een periode die begint op 19 januari 2012 is niet op voorhand onaannemelijk dat appellant belang heeft bij een beoordeling van de bestreden besluiten 1 en 2 (CRvB 24 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:2107).
1.4.
Uit de tussenuitspraak volgt dat het beroep tegen het bestreden besluit 1 gegrond is. Dit betekent dat dit besluit en de aangevallen uitspraak vernietigd moeten worden wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb. Uit het bestreden besluit 3 volgt dat CIZ zich niet langer achter bestreden
besluit 2 stelt. Ook in zoverre is het beroep gegrond, zodat ook het bestreden besluit 2 vernietigd moet worden.
2. Bij het bestreden besluit 3 is appellant op grond van het bepaalde bij en krachten de Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ) voor de periode van 19 januari 2012 tot 1 juli 2015 geïndiceerd voor Begeleiding individueel, klasse 2 (2-3,9 uur per week), en Persoonlijke verzorging, klasse 3 (4-6,9 uur per week).
3. Namens appellant is aangevoerd dat dit te weinig is omdat de indicatie voor Begeleiding individueel op klasse 3 (4-6,9 uur per week) gesteld dient te worden en die voor Persoonlijke verzorging op klasse 5 (10-12,9 uur per week). Appellant doet daarvoor een beroep op het Ondersteuningsplan van de Divisie Thuis van Axioncontinu d.d. 29 juni 2015, een verklaring van de wijkverpleegkundige van deze organisatie d.d. 17 november 2015 en een Formulier Onderzoek en verantwoording maatwerkwerk voorziening van een zogeheten Buurtteam d.d. 17 oktober 2015. Het Ondersteuningsplan komt uit op een zorgbehoefte van 630 minuten per week voor persoonlijke verzorging en 300 minuten voor begeleiding.
4.1.
De Raad stelt voorop dat CIZ met het nadere onderzoek – uiteindelijk – toereikend uitvoering heeft gegeven aan de tussenuitspraak. Dit betekent dat de voorbereiding van de indicatiestelling in het bestreden besluit 3 voldoet aan de daaraan te stellen zorgvuldigheidseisen.
4.2.
De beroepsgrond van appellant dat te weinig tijd is geïndiceerd voor Persoonlijke verzorging slaagt niet. CIZ heeft in het bestreden besluit 3 onder verwijzing naar de Beleidsregels indicatiestelling AWBZ en de door CIZ opgestelde Indicatiewijzer gedetailleerd uiteengezet hoe tot een indicatie van 273 minuten poer week is gekomen. Dat het door appellant ingezonden Ondersteuningsplan, Divisie thuis, van Axioncontinu een grotere zorgbehoefte vermeldt, kan de juistheid van de indicatie van CIZ niet aantasten, omdat onduidelijk is op grond van welke indicatiemaatstaven daarin tot een indicatie van 630 minuten per week is gekomen. Niet blijkt dat dit de maatstaven van de AWBZ zijn. Uit de rechtspraak van de Raad vloeit voort dat CIZ de in de Beleidsregels en de Indicatiewijzer neergelegde maatstaven in beginsel mag hanteren voor de indicatiestelling in het kader van de AWBZ (bijvoorbeeld ECLI:NL:CRVB:2014:134 en ECLI:NL:CRVB:2015:4521). De Raad wijst er verder op dat het Ondersteuningsplan in 2015 is opgemaakt en dat uit de medische stukken blijkt dat de beperkingen van appellant na 2012 geleidelijk aan zijn toegenomen. Ten slotte laat de Raad wegen dat CIZ heeft toegelicht dat bij het bepalen van de zorgbehoefte niet is uitgegaan van een volledige overname van de zorghandelingen, maar slechts van een deel daarvan, omdat uit de medische gegevens niet blijkt dat appellant een deel van de handelingen niet zelf zou kunnen verrichten.
4.3.
De beroepsgrond dat te weinig tijd is geïndiceerd voor Begeleiding individueel slaagt evenmin. CIZ heeft daarvoor met een frequentie van 7 maal per week 30 minuten per keer toegekend; in totaal 3 uur en 30 minuten voor ondersteuning ten behoeve van structuur en regie en praktische handelingen en vaardigheden. Weliswaar komen het Ondersteuningsplan en het formulier Onderzoek en verantwoording maatwerkwerk voorziening ook voor deze zorgfunctie op een hogere indicatie uit, maar uit niets blijkt dat daarbij de maatstaven zijn aangelegd die CIZ pleegt te hanteren in het kader van de AWBZ.
4.4.
Uit 4.1 tot en met 4.3 volgt dat het beroep tegen het bestreden besluit 3 ongegrond is.
5. CIZ wordt veroordeeld in de proceskosten van appellant. Deze worden voor rechtsbijstand begroot op € 496,- in beroep en op € 1.488,- in hoger beroep, in totaal € 1.984,-.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten 1 en 2;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit 3 ongegrond;
- veroordeelt CIZ in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.984,-;
- bepaalt dat CIZ het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 160,- moet
vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male, in tegenwoordigheid van M.S.E.S. Umans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 april 2016.
(getekend) R.M. van Male
(getekend) M.S.E.S. Umans

MO