In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 maart 2016 uitspraak gedaan over de dagloongarantieregeling in het kader van de Werkloosheidswet (WW). De appellant, die per 1 januari 2013 zijn dienstverband bij werkgever 1 beëindigde en aansluitend bij werkgever 2 in dienst trad, kreeg een WW-uitkering toegewezen op basis van een dagloon van € 106,68. Hij maakte bezwaar tegen deze vaststelling, omdat hij meende dat hij recht had op een hogere uitkering op basis van de dagloongarantieregeling. De Raad oordeelde dat de wetgever onvoldoende rekening had gehouden met de belangen van werknemers die vóór 31 mei 2013 van werk naar werk zijn overgestapt zonder tussenliggende werkloosheid. De Raad concludeerde dat het Uwv artikel 12 van het Dagloonbesluit ten aanzien van deze groep werknemers buiten toepassing had moeten laten en had moeten beoordelen of toepassing van artikel 17 van het Besluit dagloonregels tot een hoger dagloon leidt. De uitspraak van de rechtbank Gelderland werd vernietigd, en het Uwv werd opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de belangen van de appellant.