Uitspraak
M.M.J.E. Budel en P.J. Langius. Na behandeling ter zitting zijn de zaken gesplitst en wordt in elk van deze zaken afzonderlijk uitspraak gedaan.
OVERWEGINGEN
20 januari 2014 in aanmerking gebracht voor een WW-uitkering op basis van een dagloon van € 109,73.
WW-dagloon terecht heeft vastgesteld op € 109,73.
werk-naar-werk. Het voorstel hiervoor is opgenomen in de concept wijziging van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen waarop een uitvoeringstoets is gevraagd aan het UWV. […] Het is niet mogelijk om de wijziging met ingang van een eerdere datum ongedaan te maken, omdat daarmee de per 1 juni 2013 bereikte vereenvoudiging wordt teruggedraaid en de doorlooptijden groot gevaar lopen omdat de uitvoering handmatige beoordeling per aanvraag vergt. Voor het UWV is, vooruitlopend op de invoering van het onderhavige wetsvoorstel, een aanpassing in de regelgeving ook niet uitvoerbaar, aangezien het UWV alle beschikbare capaciteit moet benutten voor tijdige invoering van het voorstel Wet werk en zekerheid.”
1 juni 2013 geldende Dagloonbesluit in strijd is met het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (Eerste Protocol). Die vraag wordt ontkennend beantwoord. In het geval van appellante is door de wijziging van de dagloongarantie WW geen bestaand eigendomsrecht ontnomen. Evenmin was ten tijde van haar aanspraak op werkloosheidsuitkering op 20 januari 2014 sprake van een legitieme verwachting dat de uitkering zou worden gebaseerd op de dagloongarantie WW zoals die gold voor 1 juni 2013. Volgens vaste rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) beschermt artikel 1 van het Eerste Protocol niet het recht zich eigendom te verwerven en evenmin de aanspraak op een uitkering van een bepaalde hoogte. Noch artikel 12 van het Dagloonbesluit, noch de toepassing van deze bepaling in dit geval, is dan ook in strijd met artikel 1 van het Eerste Protocol.
nr. 1) heeft meegedeeld in overleg met het Uwv de mogelijkheid te bezien van een aparte overgangsregeling op grond waarvan eenmalig een bedrag wordt verstrekt ter compensatie van de nadelige effecten van het Dagloonbesluit. Dit levert geen strijd op met genoemde verdragsbepalingen, alleen al omdat hier geen sprake is van gelijke gevallen. Het gaat om verschillende groepen werknemers die in andere omstandigheden verkeren. Ten slotte is betoogd dat het Dagloonbesluit ertoe leidt dat oudere werknemers en werknemers die in dienst zijn van een uitzendbureau, meer getroffen worden, omdat zij vaker van werkgever wisselen en daarmee een grotere kans hebben, dat zij werk moeten aanvaarden tegen een lager loon dan zij in het voorgaande dienstverband hebben genoten. Er zijn geen voldoende (statistische) gegevens voorhanden waaruit de juistheid van deze stelling kan worden afgeleid. Niet aannemelijk is geworden dat sprake is van een vermoeden van indirecte discriminatie.
30 december 2013, dus na 30 mei 2013, haar laatste dienstbetrekking aangegaan bij werkgever 2 en voldeed niet aan de voorwaarden voor toepassing van artikel 12 van het Dagloonbesluit, omdat zij na de beëindiging van haar eerdere dienstbetrekking bij werkgever 1 geen recht had op uitbetaling van een WW-uitkering. Daarom heeft het Uwv het dagloon terecht gebaseerd op het loon dat appellante heeft genoten uit de dienstbetrekking met werkgever 2, waaruit haar werkloosheid is ontstaan.
BESLISSING
B.M. van Dun als leden, in tegenwoordigheid van V. van Rij als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 maart 2016.