Uitspraak
15 april 2015, 15/95 (aangevallen uitspraak)
mr. J. Smit, M.M.J.E. Budel en P.J. Langius. Na behandeling ter zitting zijn de zaken gesplitst en wordt in elk van deze zaken afzonderlijk uitspraak gedaan.
OVERWEGINGEN
8 september 2014 voor de duur van een maand wordt verlaagd met 5% van het uitkeringsbedrag, omdat appellant naar de mening van het Uwv de aanvraag te laat heeft ingediend en zich te laat bij het Uwv heeft ingeschreven als werkzoekende.
WW-dagloon terecht heeft vastgesteld op € 93,55. De rechtbank heeft voorts overwogen dat het Uwv appellant niet tekort heeft gedaan door ten aanzien van de twee overtredingen een maatregel van 5% gedurende een maand op te leggen, en dat geen sprake is van verminderde verwijtbaarheid.
van-werk-naar-werk, erkend dat het voor werknemers gelet op de economische omstandigheden een dilemma kan zijn om met het oog op de door hen gewenste zekerheid een baan te aanvaarden. In dat antwoord heeft hij toegezegd tegelijkertijd met de wijziging van de WW met het wetsvoorstel Wet werk en zekerheid en de invoering van inkomensverrekening in de WW een herziene dagloongarantieregeling te willen invoeren, bij vormgeving waarvan uitvoerbaarheid en eenvoud belangrijke uitgangspunten zijn (Aanhangsel Handelingen II 2013/14, nr. 1026). Daarom is per 1 juli 2015 de regeling van de dagloongarantie voor de WW aangepast. Vanaf die datum luidt artikel 12, eerste lid, van het Dagloonbesluit:
werk-naar-werk. Het voorstel hiervoor is opgenomen in de concept wijziging van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen waarop een uitvoeringstoets is gevraagd aan het UWV. […] Het is niet mogelijk om de wijziging met ingang van een eerdere datum ongedaan te maken, omdat daarmee de per 1 juni 2013 bereikte vereenvoudiging wordt teruggedraaid en de doorlooptijden groot gevaar lopen omdat de uitvoering handmatige beoordeling per aanvraag vergt. Voor het UWV is, vooruitlopend op de invoering van het onderhavige wetsvoorstel, een aanpassing in de regelgeving ook niet uitvoerbaar, aangezien het UWV alle beschikbare capaciteit moet benutten voor tijdige invoering van het voorstel Wet werk en zekerheid.”
1 juni 2013 geldende Dagloonbesluit in strijd is met het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (Eerste Protocol). Die vraag wordt ontkennend beantwoord. In het geval van appellant is door de wijziging van de dagloongarantie WW geen bestaand eigendomsrecht ontnomen. Evenmin was ten tijde van zijn aanspraak op werkloosheidsuitkering op 1 september 2014 sprake van een legitieme verwachting dat de uitkering zou worden gebaseerd op de dagloongarantie WW zoals die gold voor 1 juni 2013. Volgens vaste rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) beschermt artikel 1 van het Eerste Protocol niet het recht zich eigendom te verwerven en evenmin de aanspraak op een uitkering van een bepaalde hoogte. Noch artikel 12 van het Dagloonbesluit, noch de toepassing van deze bepaling in dit geval, is dan ook in strijd met artikel 1 van het Eerste Protocol.
nr. 1) heeft meegedeeld in overleg met het Uwv de mogelijkheid te bezien van een aparte overgangsregeling op grond waarvan eenmalig een bedrag wordt verstrekt ter compensatie van de nadelige effecten van het Dagloonbesluit. Dit levert geen strijd op met genoemde verdragsbepalingen, alleen al omdat hier geen sprake is van gelijke gevallen. Het gaat om verschillende groepen werknemers die in andere omstandigheden verkeren. Ten slotte is betoogd dat het Dagloonbesluit ertoe leidt dat oudere werknemers en werknemers die in dienst zijn van een uitzendbureau, meer getroffen worden, omdat zij vaker van werkgever wisselen en daarmee een grotere kans hebben, dat zij werk moeten aanvaarden tegen een lager loon dan zij in het voorgaande dienstverband hebben genoten. Er zijn geen voldoende (statistische) gegevens voorhanden waaruit de juistheid van deze stelling kan worden afgeleid. Niet aannemelijk is geworden dat sprake is van een vermoeden van indirecte discriminatie.
6 augustus 2014, dus na 30 mei 2013, zijn laatste dienstbetrekking aangegaan bij werkgever 2 en voldeed niet aan de voorwaarden voor toepassing van artikel 12 van het Dagloonbesluit, omdat hij na de beëindiging van zijn eerdere dienstbetrekking bij werkgever 1 geen recht had op uitbetaling van een WW-uitkering. Daarom heeft het Uwv het dagloon terecht gebaseerd op het loon dat appellant heeft genoten uit de dienstbetrekking met werkgever 2, waaruit zijn werkloosheid is ontstaan.
BESLISSING
B.M. van Dun als leden, in tegenwoordigheid van V. van Rij als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 maart 2016.