ECLI:NL:CRVB:2015:76
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening inkomensvoorziening en verrekening van ontvangen middelen met algemene bijstand
In deze zaak gaat het om de herziening van de inkomensvoorziening van appellant, die in hoger beroep is gegaan tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Appellant ontving van zijn grootouders geldbedragen, die hij als leningen beschouwde, terwijl het college deze als giften aanmerkte. Het college had de inkomensvoorziening van appellant herzien en een bedrag teruggevorderd, omdat appellant niet had gemeld dat hij deze bedragen had ontvangen. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank, die het college in het ongelijk stelde voor de structurele korting op de bijstand, maar de herziening en terugvordering van de inkomensvoorziening als rechtmatig beoordeelt. De Raad oordeelt dat de door de grootouders gestorte bedragen terecht zijn aangemerkt als in aanmerking te nemen inkomsten, omdat appellant vrijelijk over deze middelen kon beschikken. De Raad concludeert dat appellant zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden door deze betalingen niet te melden, waardoor het college bevoegd was om de inkomensvoorziening te herzien en de terugvordering te effectueren. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, maar de structurele korting wordt opgeheven.