Uitspraak
A. Nieënhuis verschenen.
OVERWEGINGEN
26 februari 2014. Die verlenging - ook wel kortweg loonsanctie genoemd - is opgelegd in aansluiting op de afloop van de normale wachttijd van 104 weken op de grond dat door betrokkene onvoldoende re-integratie-inspanningen zijn verricht, terwijl daarvoor geen deugdelijke grond aanwezig was. Daarbij heeft appellant toepassing gegeven aan artikel 25, negende lid, van de Wet WIA, in verbinding met artikel 65 van die wet. Aan dit besluit ligt een rapport van een voor appellant werkzame arbeidsdeskundige van 22 januari 2013 ten grondslag.
sociaal-medisch advies van 23 augustus 2013, waarin wordt uitgegaan van een maximale belastbaarheid van werknemer van zestien uur per week.
sociaal-medisch advies van 23 augustus 2013, omdat het advies geen betrekking heeft op het eerste en tweede ziektejaar en de beperkte arbeidsmogelijkheden zoals aan de orde in augustus 2013 mede het gevolg zijn van een vicieuze cirkel van toenemende klachten en steeds minder gaan bewegen. Appellant verwijst naar verzekeringsgeneeskundige rapporten van 21 januari 2013 en 15 mei 2013, waarin uiteengezet is waarom de bedrijfsarts ten onrechte heeft geadviseerd om tijdens de re-integratie in het eerste en tweede ziektejaar steeds rekening te houden met een duurbeperking. Appellant wenst te benadrukken dat het aan de werkgever is om na te gaan of de zieke werknemer kan hervatten in een andere passende functie, of dat er een andere functie passend kan worden gemaakt. Een onderzoek naar een functie van meer dan zestien uur heeft echter niet plaatsgevonden.
re-integratie-inspanningen van betrokkene tot op dat moment voldoende waren.
re-integratie-inspanningen van betrokkene te beoordelen, overleg heeft gevoerd met een verzekeringsarts over de belastbaarheid van werknemer. Over de door de bedrijfsarts van betrokkene beschreven functionele mogelijkheden in rapporten van 29 april 2011 en
5 november 2012 heeft deze verzekeringsarts telefonisch met de bedrijfsarts gesproken. Zij heeft vervolgens als haar opvatting aan de arbeidsdeskundige gegeven dat de aangenomen belastbaarheid - met een urenbeperking van gemiddeld ongeveer vier uur per dag en vier dagen per week - plausibel wordt geacht. Mede gelet op dit rapport kan niet worden volgehouden dat betrokkene door na het ontvangen deskundigenoordeel de omvang van de werkzaamheden van werknemer te handhaven op het door de bedrijfsarts geadviseerde niveau in haar re-integratie-inspanningen is tekortgeschoten.
BESLISSING
A.I. van der Kris als leden, in tegenwoordigheid van B. Fotchind als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 oktober 2015.