Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
vernietigt de aangevallen uitspraak;
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot een loonsanctie en de daaruit voortvloeiende schadevergoeding. De appellante had eerder een beroep gedaan op schadevergoeding na een loonsanctie die door het Uwv was opgelegd. De Raad had eerder tussenuitspaken gedaan waarin het Uwv was opgedragen om gebreken in hun besluiten te herstellen. Op 7 februari 2013 en 5 september 2014 heeft het Uwv aanvullende beslissingen op bezwaar genomen, maar de appellante was van mening dat deze besluiten niet voldoende waren en dat er nog steeds onrechtmatigheden bestonden.
De Raad heeft in zijn uitspraak geoordeeld dat het Uwv met het besluit van 5 september 2014 de gebreken zoals vastgesteld in de eerdere tussenuitspaken heeft hersteld. Het Uwv erkende de onrechtmatigheid van de loonsanctie en heeft de loonschade, vermeerderd met werkgeverslasten en vakantiegeld, vastgesteld en aan de appellante voldaan. De Raad verklaarde het beroep tegen het besluit van 5 september 2014 ongegrond, omdat het Uwv op juiste wijze uitvoering had gegeven aan de tussenuitspraken.
De uitspraak benadrukt dat de appellante geen recht heeft op aanvullende schadevergoeding voor de periode na de intrekking van de loonsanctie, omdat deze betalingen niet meer als gevolg van de onrechtmatige loonsanctie konden worden beschouwd. De Raad heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, aangezien er geen voor vergoeding in aanmerking komende kosten waren aangetoond. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met B.M. van Dun als voorzitter en A.I. van der Kris en E.W. Akkerman als leden.