ECLI:NL:CRVB:2015:4845

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 december 2015
Publicatiedatum
28 december 2015
Zaaknummer
14/6365 WWB-W
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen mr. F. Hoogendijk in hoger beroep inzake sociale zekerheidswetgeving

Op 21 december 2015 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van verzoeker tegen mr. F. Hoogendijk. Verzoeker had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, en verzocht om wraking van de behandelend rechter, mr. Hoogendijk, op basis van de vermeende onpartijdigheid. Verzoeker stelde dat mr. Hoogendijk niet meer als lid van de Raad geregistreerd stond, wat volgens hem een reden was om te twijfelen aan de onpartijdigheid van de rechter. De Raad heeft echter vastgesteld dat de vermelding in het register onjuist was, maar dat dit niet voldoende was om aan te nemen dat er sprake was van vooringenomenheid. De Raad benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De Raad heeft het verzoek om wraking afgewezen en ook het verzoek om schadevergoeding niet in behandeling genomen, aangezien de regelgeving hiervoor geen mogelijkheid biedt. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en is ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

14/6365 WWB-W
Datum uitspraak: 21 december 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Beslissing op het verzoek om wraking gedaan door
[verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)

PROCESVERLOOP

Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
7 oktober 2014, nr. 14/4773, in het geding tussen verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag.
Bij brief van 2 november 2015 heeft de Raad verzoeker medegedeeld dat het hoger beroep zal worden behandeld ter zitting van 7 december 2015 door mr. F. Hoogendijk.
Bij brief van 1 december 2015 heeft verzoeker verzocht om wraking van mr. Hoogendijk.
Mr. Hoogendijk heeft schriftelijk laten weten niet in de wraking te berusten.
Verzoeker en mr. Hoogendijk zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van 14 december 2015. Verzoeker is verschenen, mr. Hoogendijk is met voorafgaand bericht niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1. Artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Blijkens de memorie van toelichting bij artikel 8:15 van de Awb is de ratio van het instituut van wraking gelegen in het waken tegen inbreuken op de rechterlijke onpartijdigheid.
2. Verzoeker heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat uit het register Beroepsgegevens en nevenbetrekkingen van de leden van de Rechterlijke Macht (het register) volgt dat
mr. Hoogendijk geen lid meer is van de Raad. Verzoeker heeft dit kort na ontvangst van de brief van 2 november 2015 telefonisch gemeld en toen op 1 december 2015 nog steeds geen aanpassing van het register had plaatsgevonden, heeft verzoeker het wrakingsverzoek ingediend. Hierdoor heeft de geplande zitting van 7 december 2015 geen doorgang kunnen vinden, als gevolg waarvan verzoeker schade lijdt. Verzoeker heeft om die reden ook verzocht om toekenning van schadevergoeding.
3.1.
Een wrakingsgrond moet zijn gelegen in feiten of omstandigheden die betrekking hebben op (de persoon van) de rechters die de zaak behandelen. Bij een beoordeling van een beroep op het ontbreken van de onpartijdigheid van de rechter dient voorts het uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing vormt voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (zie onder meer het arrest van de Hoge Raad van 21 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM9141).
3.2.
Met verzoeker wordt vastgesteld dat in het register was opgenomen dat mr. Hoogendijk tot 30 september 2014 raadsheer-plaatsvervanger bij de Raad was. De vermelding van deze datum was onjuist, zoals mr. Hoogendijk in haar reactie op het wrakingsverzoek ook heeft medegedeeld. Inmiddels is deze omissie gecorrigeerd.
3.3.
Het voorgaande kan echter niet leiden tot toewijzing van het wrakingsverzoek. Niet valt in te zien hoe een onjuiste vermelding in het register een zwaarwegende aanwijzing vormt voor het oordeel dat de behandelend rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert. Verzoeker heeft in dat verband overigens ook geen gronden aangevoerd.
3.4.
Het verzoek om schadevergoeding wordt niet in behandeling genomen. De op een wrakingsverzoek van toepassing zijnde regelgeving biedt daarvoor geen mogelijkheid
(uitspraak van de Raad van 17 november 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3782).
4. Het verzoek om wraking wordt dan ook afgewezen, voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om wraking van mr. F. Hoogendijk af.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen als voorzitter en B.J. van de Griend en
J.J.T. van den Corput als leden, in tegenwoordigheid van D. van Wijk als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 december 2015.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) D. van Wijk
sg