ECLI:NL:CRVB:2015:4593
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering wegens geen verzekeringsplichtige arbeid en fraudeonderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een WIA-uitkering aan appellant. Appellant had op 8 december 2011 een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde deze op basis van het feit dat appellant geen verzekeringsplichtige arbeid had verricht. De rechtbank Rotterdam had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep aanvecht.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat er geen sprake is geweest van een privaatrechtelijke dienstbetrekking tussen appellant en het uitzendbureau. De rechtbank had vastgesteld dat het Uwv zich op goede gronden op het standpunt had gesteld dat appellant niet als werknemer in de zin van de sociale zekerheidswetten kon worden aangemerkt. Dit oordeel was gebaseerd op een frauderapport dat aantoont dat appellant niet de werkzaamheden had verricht zoals in de arbeidsovereenkomst was vastgelegd. De rechtbank had ook vastgesteld dat appellant geen objectieve en controleerbare gegevens had overgelegd die zijn stelling dat hij wel had gewerkt onderbouwden.
De Centrale Raad bevestigt de bevindingen van de rechtbank en concludeert dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. De Raad benadrukt dat het aan appellant was om aan te tonen dat hij recht had op de WIA-uitkering, wat hij niet heeft gedaan. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er wordt geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.