ECLI:NL:CRVB:2015:4457
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering en schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen, die haar beroep tegen de weigering van een WIA-uitkering ongegrond had verklaard. Appellante, die sinds 2008 arbeidsongeschikt is door lichamelijke en psychische klachten, had in 2010 een WIA-uitkering aangevraagd. Het Uwv had vastgesteld dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de weigering van de uitkering. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen van het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) correct was vastgesteld. In hoger beroep voerde appellante aan dat haar beperkingen waren onderschat en dat de geselecteerde functies niet geschikt waren. De Raad heeft deskundigen ingeschakeld die de medische situatie van appellante hebben beoordeeld. De deskundige concludeerde dat de aandoening van appellante ernstiger was dan eerder vastgesteld, maar dat de FML op de datum in geding nog steeds passend was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het bestreden besluit op een deugdelijke medische grondslag berustte. Tevens werd vastgesteld dat de redelijke termijn in de rechterlijke fase was overschreden, wat leidde tot een schadevergoeding van € 1.500,- aan appellante.